Digitaal bewijs weggooienmag niet meer
Managers staan voor de lastige taak om alle zakelijke informatie goed te beheren en daaraan kleven tevens allerlei juridische aspecten, zoals bewijs in rechtelijke procedures.
In haar wens aandeelhouders tegen malafide bestuurders te beschermen, heeft de Amerikaanse wetgever in 2002 door middel van de Sarbanes-Oxely Act het voortouw genomen met zware registratie- en rapportageprocedures voor ter beurze genoteerde bedrijven, die bijna en passant verstrekkende gevolgen hebben voor hun toeleveranciers en zakenpartners, in en buiten de VS.
Voicemails
Recent is het federale procesrecht door de Surpreme Court aangepast. De crux: een procespartij kan verplicht worden meer elektronisch vastgelegde informatie te produceren dan tot voor 1 december 2006 in de rechtszaal het geval was. Nieuw is onder andere de inbreng van conversaties die met behulp van Instant Messaging (chatten via MSN of Skype) plaats hebben gevonden. En zelfs voicemails. Dat betekent dat in beginsel vrijwel alle digitale bedrijfsinformatie, inclusief de volledige correspondentie, bewaard moet blijven. Wie niet aan deze informieplicht kan voldoen, loopt achterstand in de rechtszaal op.
Vroeger werd computerbewijs, zoals een out-put op microfiche, in Anglo-Amerikaanse rechtsstelsel als ‘hearsay evidence’ en dus als indirecte bewijs aangemerkt en vervolgens als bewijsmiddel uitgesloten. Maar opvallend is dat sinds de zogenoemde Iran Contra-affaire in 1986, waarbij interne e-mails van het Witte Huis als bewijsstukken fungeerde in onder andere hoorzittingen van het Congres, niemand meer vragentekens lijkt te plaatsen over de toelaatbaarheid van elektronisch-genereerde informatie in procedures. Denk alleen al aan de grote hoeveelheid e-mails die in rechtszaken tegen Microsoft zijn gefouneerd.
Bewijskracht
Naar Nederlands recht heeft de discussie over de toelaatbaarheid van bedrijfsinformatie in elektronische vorm als bewijsmiddel in een civiele procedure, niet of nauwelijks gespeeld. In beginsel kan vrijwel alles als bewijs fungeren. Veel belangrijker is het antwoord op de vraag welke bewijskracht de rechter er aan toekent. In de rechtswetenschap is bewijs geen logisch bewijs maar maatschappelijk bewijs, hetgeen wil zeggen dat juridisch bewijs in beginsel niet verder komt dan een aan zekerheid grenzende mate van waarschijnlijkheid. En met name het strafrecht kent begrip ‘onrechtmatig verkregen’ bewijs.
Iedere procespartij levert bewijs. Zo moet de eiser datgene wat tot staving van zijn recht dient kunnen bewijzen. Dat kan vanzelfsprekend een papieren kopie van e-mailbericht zijn, maar ook een afschrift van de vastlegging van een chat-sessie tussen een softwareleverancier en gebruiker, bijvoorbeeld over een bug in de programmatuur. Heel algemeen kan gezegd worden dat rechters doorgaans weinig moeite hebben met het accepteren van de juiste weergave van computerbewijs.
Anders gezegd, zij kennen er bewijskracht aan toe.
In de praktijk zal een procespartij die stelt dat de bewuste chat-sessie onjuiste gegevens bevat of is vervalst, dit de rechter hebben te bewijzen. Wie stelt, bewijst, luidt namelijk de hoofdregel van de bewijslastverdeling. Maar op grond van de redelijkheid en billijkheid kan de rechter tot een andere bewijslastverdeling komen, bijvoorbeeld wanneer een consument niet in staat is tegen het informatiesysteem van zijn bank een bewijsmiddel te overleggen.