Doorbraak in chiptechnologie
Het grote voordeel hiervan is dat de kosten van lithografie omlaag kunnen. Nu moeten de miljoenen transistors en andere deeltjes op chips elk met lithografische machines op de wafers gebrand worden. Dergelijke machines kosten tussen de 12 en 15 miljoen dollar. Het kost in de regel veel tijd om nieuwe, geavanceerdere lithografische machines te ontwikkelen en daadwerkelijk te produceren. Dat is ook één van de vertragende factoren bij de verdere ontwikkeling van de chiptechnologie. De zelfassemblerende moleculen bieden echter ook uitzicht op een verdere verkleining van transistors op de lange duur. De patronen die de moleculen vormen, zouden onderdelen opleveren die veel kleiner zijn en dichter op elkaar kunnen staan dan met lithografie mogelijk is. De chipindustrie loopt met de huidige technieken over zo’n vijftien jaar op tegen een grens aan de miniaturisering van transistors. Dat is problematisch, want hoe meer transistors op een chip, hoe krachtiger deze in theorie wordt. Kunnen de schakelingen echter niet meer verkleind worden, dan stokt de vooruitgang in chipontwikkeling grotendeels. Proefexemplaren IBM hoopt binnen drie tot vijf jaar proefexemplaren klaar te hebben van chips die gemaakt zijn met deze technologie. Juist dat vooruitzicht maakt de vinding extra interessant. Veel op het oog spectaculaire ontwikkelingen op het gebied van chiptechnologie kunnen pas na tien tot vijftien jaar werkelijk ingezet worden, als het al zo ver komt. Daarbij benadrukt IBM dat deze ‘moleculaire zelfassemblage-technologie’ compatibel is met bestaande machines voor chipproductie. Dat scheelt fiks in de kosten, omdat geen nieuwe machines aangeschaft zouden hoeven te worden. Bijkomend voordeel is dat de problemen waarmee grote veranderingen in het productieproces over het algemeen gepaard gaan, niet zullen optreden. En ook dat scheelt weer geld.