Het Rijk als werkgever
Bob van Graft heeft een indrukwekkende carrière bij de overheid doorlopen, beginnend bij de marine in 1979. Voor hij zijn huidige functie bereikte – directeur Gemeenschappelijk Dienstencentrum ICT (GDI) – vervulde hij onder andere binnen het ministerie van Defensie en de IND diverse automatiseringsfuncties. “Ik heb de overheid altijd de meest boeiende omgeving gevonden”, zegt Van Graft. “Gedurende een loopbaan van dertig jaar krijg je natuurlijk weleens de gelegenheid om over te stappen naar het bedrijfsleven, maar ik heb altijd gekozen voor een baan met een maatschappelijk karakter. Ik vind de bijdrage die je dan kunt leveren het grootst. Bij de IND bijvoorbeeld: een organisatie die altijd in de politieke en maatschappelijke belangstelling staat, vanwege het asielbeleid, de toelating van vreemdelingen. Ik was daar verantwoordelijk voor de informatiesystemen en je wilt er dan alles aan doen dat daar geen fouten in worden gemaakt. ICT is weliswaar ‘op de achtergrond’, maar je hebt wel degelijk veel invloed op het primaire proces.”Steeds zakelijkerIn de loop van de tijd zag Van Graft de overheid steeds zakelijker worden. Alleen maar goed, vindt hij. “Ik wil de belastingbetaler altijd recht in de ogen kunnen kijken, iedere cent verantwoorden. Zorgen dus dat projecten binnen tijd en budget afkomen en strak sturen. Er wordt niet met geld gesmeten voor zinloze projecten. Ik ben altijd bereid dat uit te leggen aan mensen die daar vooroordelen over hebben. Sterker nog: laat ze komen kijken!” Van Graft runt het GDI als een bedrijf, en zo functioneert het ook, met winst-en-verliesrekening, financiële controles, benchmarks en professionele opdrachtgever-opdrachtnemerrelaties. Het GDI is verantwoordelijk voor veertigduizend accounts en als iets af moet, wordt er doorgewerkt. “Dat de overheid altijd als een ‘van 8 tot 5’-organisatie wordt gezien, is een groot misverstand. Diverse overheidorganisaties, waaronder ICT-organisaties, zijn een 7x24 uursbedrijf dat dag en nacht door moet draaien. We kunnen niet zeggen tegen iemand in Ter Apel [een aanmeldcentrum van de IND] dat ze dan maar even niet kunnen werken.”Van Graft is ook gelieerd aan de Haagse Hogeschool en de Hogeschool Leiden. Daar maakt hij regelmatig studenten enthousiast voor de (rijks)overheid. “Het is een goed fundament onder je loopbaan: de opleidings- en ontwikkelmogelijkheden zijn goed en je leert heel veel van bijvoorbeeld de methodologieën rond beheer en ontwikkeling van systemen. Beheer staat dan misschien bekend als ‘niet sexy’, als mensen hier komen kijken staan ze versteld van de dynamiek en de toepassing van de nieuwste technologie, de continue vernieuwing en verbetering.”Meer ‘techniek’Mari Schippers heeft zijn hele loopbaan tot nu toe bij de overheid gewerkt, zelfs altijd bij de gemeente Rotterdam. In 1988 begon hij als assistent-accountant, maar dat was het toch niet helemaal. Vanuit zijn handigheid met spreadsheets en soortgelijke tools en zijn belangstelling voor de computers rolde hij de IT in als systeembeheerder, toen daar een opening kwam. “Ik ben hierna nog een tijdje EDP- en AO-adviseur geweest bij de gemeentelijke accountantsdienst, maar uiteindelijk wilde ik toch meer ‘techniek’. Ik kon als systeembeheerder/database administrator aan de slag bij de GGD en groeide door van teamleider naar hoofd Automatisering. Nu ben ik manager van de afdeling Beheer bij ICT service van de Servicedienst.”Via zijn werkgever haalde Schippers ook de diploma’s die hij in zijn werk nodig heeft. Hij startte bij de accountantsdienst met een NIVRA-opleiding – vier dagen werken, een dag opleiding – en stapte na zijn carrièreswitch over naar AMBI en hbo-ICT. De opleidingstijd werd deels gecompenseerd. “De gemeente is zeker een goede werkgever. Ik vind een goed mix tussen werk en privé heel belangrijk. Ik werk nu vier dagen van negen uur, waardoor ik op woensdag thuis kan zijn bij mijn kinderen. En wat andere arbeidsvoorwaarden betreft, bieden we zeker op het vlak van systeembeheer best goede salarissen ten opzichte van de markt. Het gaat eigenlijk niet vaak over geld bij sollicitaties en we hebben weinig moeite vacatures in te vullen.”VooroordelenDe vooroordelen over ambtenaren kan Schippers zeker niet bevestigen. Misschien gingen die ideeën nog wel op in zijn ‘begintijd’, maar in de tijd dat hij bij de gemeente werkt, is het aantal ambtenaren teruggebracht van zo’n 25.000 naar 16.000. Schippers heeft de organisatie niet alleen kleiner zien worden, maar ook professioneler. “We zijn bijvoorbeeld een shared service centre aan het opzetten waardoor we meer opdrachtgever-opdrachtnemerrelaties krijgen. Uiteindelijk vallen we allemaal onder dezelfde baas – de gemeenteraad en het college – maar je krijgt intern toch een zakelijkere verstandhouding. De ‘onzin’ wordt eraf gemanaged. Dat heeft ook nadelen; klanten ervaren dat dingen niet meer zo makkelijk gaan als vroeger. Je kunt niet even meer wat regelen. ICT service wordt echter wel professioneler en efficiënter. In mijn tijd bij de GGD had ik te maken met 700 users op 30 locaties, straks met 16.000 op meer dan 400. Daar moet je anders over nadenken en diensten moeten zich conformeren aan standaarden. Qua beheer zit er denk ik niet veel verschil tussen een overheidsorganisatie of een commercieel bedrijf: je probeert altijd de ‘machinekamer’ zo efficiënt mogelijk in te richten en te beheren.”VariëteitDe grootste charme van werken voor een (grote) gemeente is de variëteit aan producten en diensten. “De gemeente is nog altijd een grote organisatie, en heel veelzijdig. Ik ben min of meer bij toeval bij de gemeente terechtgekomen, maar het is zo veelzijdig: je kunt hier altijd je ei kwijt. Van GGD tot gemeentewerken, van de bestuursdienst tot het ontwikkelingsbedrijf. Die variatie – van uitkeringen tot paspoorten tot ontwikkelen van bedrijfsterreinen – maakt het ook voor ICT’ers leuk en dynamisch. Ik denk dat mensen echt geen idee hebben hoe vooruitstrevend de gemeente is. We hebben een grote omgeving, moderne technologie en er wordt kapitaal vrijgemaakt voor investeringen.”Schippers ervaart de politiek regelmatig op de werkvloer. Als er iets nieuws start, zoals recent bijvoorbeeld het Rotterdam Climate Initiative, moet er ook snel een ICT-omgeving komen. “Vaak weer dermate leuk, dat het mij niet stoort, ook al komt het weleens niet uit. Ik heb ook echt een band met de gemeente, het is echt ‘mijn stad’. Rotterdam is als havenstad natuurlijk ook over de hele wereld bekend. Ik voel me trots als ik ’s ochtends – ik woon zelf in Vlaardingen – de stad in rijd.”Op haar plekTrudy van Linden werkt sinds 1997 bij de provincie Zeeland, al startte ze niet bij de overheid. “Ik heb eerst bij twee verschillende softwarebedrijven gewerkt; dat beviel niet geweldig goed dus ik ben op zoek gegaan naar iets anders. Ik heb gesolliciteerd op een vacature bij de provincie voor ontwikkelaar/systeembeheerder. Inmiddels is dit mijn derde functie hier, ik ben nu informatieanalist en dba.” Van Linden heeft het gevoel dat ze helemaal op haar plek zit bij de provincie. “Er zijn volop ontwikkelingsmogelijkheden en ik kan me verdiepen in de zaken die ik interessant vind. Ik ben gespecialiseerd in Oracle en op dat gebied houden we onszelf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen. Maar er is ook ruimte om opleidingen te volgen die niet direct op IT-gebied liggen. Ik volg momenteel zelf een opleiding die wat verder van IT afstaat. Ik vind het leuk dat je die kansen krijgt.”Ook de cultuur ervaart ze als plezierig. De drempel om bij iemand binnen te lopen – of het nu een collega is of de directeur van de afdeling – is laag. “En ik vind het fijn dat we de tijd krijgen een goed product neer te zetten. Bij zo’n softwarebureau heb je toch het idee dat ze achter je stoel staan van ‘zorg nou maar dat het snel klaar is en de foutjes halen we er later wel uit’. Hier staat kwaliteit voorop. De technologie en de innovatie doen niet onder voor het bedrijfsleven. Er wordt weleens op de rem getrapt, maar dat is dan een bestuurlijke keuze, niet een technologische.”Verder van de burgerDe maatschappelijke relevantie van het werk speelt zich voor Van Linden wat meer op de achtergrond af. “Ik wil het vooral zo goed mogelijk doen voor mijn ‘klanten’, maar ik zit natuurlijk wat verder van de burger af. Als bepaalde dingen lukken of erdoor komen waaraan ik indirect heb bijgedragen, dan ben ik natuurlijk ook blij. Maar voor de echte maatschappelijke relevantie moet je toch iets meer bij de beleidsambtenaren zijn. Wat besluitvorming betreft hebben wij ook niet heel veel te maken met politiek gevoelige zaken; op het gebied van techniek is onze zeggenschap wel groot. Ik zit qua werk helemaal op mijn plek en kan mijn ei goed kwijt.”