Hoort ICT nu wel in het nieuwe regeerakkoord?
De val van het kabinet is voor belangrijke lopende dossiers zoals kabelbeleid en breedband buitengewoon vervelend, want vertragend. De echte vraag is echter: welke boot gaan we missen als ICT niet als herkenbaar strategisch onderwerp wordt neergezet in het regeerakkoord? Oftewel: als de ICTadepten en visionairs nu zouden mogen dicteren wat er over ICT in het regeerakkoord zal komen, wat schrijven ze dan op? En begrijpt de overheid vervolgens precies wat ze met die uitgangspunten moet doen? Er zijn naar mijn mening twee sporen waarlangs de overheid een verantwoordelijkheid heeft ten aanzien van ICT: de overheid moet ICT gebruiken en de overheid moet zorgen dat maatschappelijke en met name economische actoren het gemakkelijk kunnen gebruiken. Er zijn daarbij twee voorwaarden die de overheid in staat stellen beide sporen in te vullen: de overheid moet de rol van ICT snappen en de overheid moet in staat zijn bepaalde basisuitgangspunten tot uniform beleid te maken. In deze twee voorwaarden schuilt het geheim van de aarzelende overheid. Het doorgronden van ICT door de overheid vergt het onder ogen zien van een verschuiving van macht, onder andere naar de samenleving zelf. Het primaat ligt in allerlei casussen niet meer bij diezelfde overheid. In dat opzicht is ebusiness allang voorgegaan ten opzichte van egovernment. De klant (burger?) volgt zijn shipment (vergunningsaanvraag?) en beoordeelt op snelheid, serviceniveau en prijs. Erg vervelend voor een (monopolistische) overheidsinstelling. Wat dat betreft is er in Nederland zonder meer sprake van een conservatieve bestuurlijke cultuur. Het vaststellen van uniforme uitgangspunten voor ICTbeleid, zoals keuzes voor standaarden, legt een ander machtsprobleem bloot: die van de verschillende competenties van overheden onderling. In de VS worden grotere ICTprojecten van alle overheden op effectiviteit getoetst door een agentschap op basis van standaardcriteria. In Engeland zijn ‘eprinciples’ opgelegd aan alle overheden waarin uitgangspunten voor wetgeving (moet ‘eenabled’ zijn) zijn vastgelegd. In Nederland moeten we dit soort slagen nog maken: bij het verplicht hanteren van uitgangspunten beschikt een (hogere) overheid indirect over budgetten van andere overheden. En dat is voor deze laatsten slikken. Maar deze bespiegelingen moeten niet weer leiden tot een dik rapport, een verzoek om geld of een plan voor weer een pilot. De echte positionering van ICT als strategisch onderwerp behoort in directe relatie te staan met de maatschappelijke problemen van dit moment. Herkenbaar, probleemoplossend en... gewoon doen. Een aanbeveling voor het Regeerakkoord zou dan luiden: het woord ICT wordt juist niet gebruikt in het Regeerakkoord; er worden geen extra middelen voor ICT vrijgemaakt; er worden geen rapporten meer gemaakt met allerlei zaligverklaringen van ICTtoepassingen; er worden geen pilots gedaan, maar concrete toepassingen geïnitieerd. Voor wat betreft de toepassing door de overheid kan het volgende worden aanbevolen: binnen een jaar kan men online aangifte doen bij de politie van overtredingen; binnen twee jaar is er een elektronisch patiëntendossier; binnen drie jaar zijn de administratieve lasten van het bedrijfsleven met 25 procent (2 miljard euro) verminderd. Daarnaast kan worden aanbevolen: dat de overheid ten behoeve van de concurrentiekracht van Nederlandse bedrijven en de positie van Nederland als economische vestigingsplaats, 1 miljard aan overheidsgeld stopt in de doorbraak van breedband in afstemming met het veelvoud die de markt erin wil stoppen (dat vergt geen nieuw geld, maar het gericht inzetten van bestaande reserveringen uit onder andere de aardgasbaten); dat de overheid de veiligheid en betrouwbaarheid van internet in samenwerking met de markt binnen drie jaar op een aanvaardbaar peil brengt; dat de overheid geen wetten meer maakt in relatie tot de informatiemaatschappij, maar gelijke tred houdt met Brussel (implementatie van Richtlijnen!). In het bovenstaande lijstje zitten onderwerpen die direct gerelateerd zijn aan de maatschappelijke thema’s als veiligheid en de gebrekkige effectiviteit van de gezondheidszorg. Ook in actuele thema’s als de uitbreiding van Europa en de afbrokkelende kwaliteit van Nederland als vestigingsplaats wordt Nederland op scherp gezet in relatie tot het doorgronden van ICT. Nieuwe Unielanden zijn als economische concurrenten wellicht in staat snel een eeconomie neer te zetten zoals Finland in de jaren negentig heeft bewezen. Tijd om ons huiswerk te doen dus. Bij de incorporatie in het beleid van de bovengenoemde ‘aanbevelingen’ voor het nieuwe regeerakkoord moet nadrukkelijk worden gekeken naar het aansturen, monitoren en benchmarken van de aanpak. Dat kan alleen in zeer nauwe samenspraak tussen markt en overheid. Dus toch een extra ‘Haagse’ overlegcommissie erbij in de vorm van een ICTRaad? Na het LPFechec zou je het bijna weer hardop durven zeggen. Maar in wezen gaat het niet om de vorm maar om de inhoud: een intensieve samenwerking vanuit een gemeenschappelijk visie ten aanzien van de strategische positie en ontwikkeling van Nederland in relatie tot ICT. Gericht op doen. Arie van Bellen is directeur van ECP.NL, het platform dat door projecten en voorlichtingsactiviteiten werkt aan de tot standkoming van de digitale economie in Nederland. Op 12 en 13 november organiseert ECP.NL haar Lustrumcongres in het WTC in Rotterdam. De top van het bedrijfsleven en de overheid geeft visie en praktijkervaringen met betrekking tot de informatieeconomie. Z.K.H. De Prins van Oranje zal op 12 november zijn visie geven op de maatschappelijke relevantie van internet (als voorzitter van het Platform Internet voor Alledag). Thema’s als internetveiligheid, eprocurement, ebXML en vele praktijkcases komen terug tijdens parallelsessies op 13 november. Zie ook www.ecp.nl/congres2002.Bijdragen in de rubriek Opinie staan los van de redactionele opvattingen van AG. De redactie behoudt zich het recht voor artikelen te redigeren en in te korten. Bijdragen voor de rubriek kunnen worden gestuurd aan: ag@wkths.nl onder vermelding van ‘opinie’.