IT-branche mist vakmanschap
Maar, dit betekent niet dat bedrijven in deze branche per definitie succesvol zijn. De laatste jaren ontstonden onder aansporing van vermeende ’goeroe’s’ als Roel Pieper en Maurice de Hond bedrijven die insprongen op de veronderstelde marktvraag. Men vergat echter (en vergeet vaak nog steeds) een belangrijk feit. Ook deze bedrijven hebben behoefte aan vakmanschap op elk niveau in de organisatie voor elk type functie. En zo zijn we weer terug bij af. Want, vakmanschap in de IT-branche is een nog altijd onopgelost probleem. Ze zijn er wel, vakmensen. Maar men vindt ze in andere disciplines dan het vakgebied van de informatica. Deze stelling lijkt wellicht provocerend, maar is het niet. Het is namelijk geen stelling maar een feit. Stel een gemiddelde informaticus in een project de volgende vijf vragen: 1. Bent u voldoende opgeleid voor uw huidige functie in het project? 2. Zijn er adequate standaarden opgesteld voor de manier van werken in het project? 3. Worden deze standaarden daadwerkelijk gevolgd? 4. Is binnen het projectteam duidelijk wat van iedereen wordt verwacht? 5. Is er vertrouwen dat het project op tijd en binnen budget een betrouwbaar product oplevert? De kans is bijzonder groot dat het merendeel van de vragen ontkennend zal worden beantwoord. Dit is beschamend. Temeer omdat informatici dit zelf niet als beschamend ervaren, maar als normaal. In andere disciplines ligt dit duidelijk anders. Als voorbeeld wordt vaak bouwkunde genomen. Ook daar heeft men te maken met enorme ontwikkelingen, maar er is sprake van beheersbaarheid. Ondanks het feit dat bouwprojecten steeds groter en complexer worden, zijn catastrofes eerder uitzondering dan regel. In de informatica wordt het echter als een wonder ervaren, als een project op tijd en binnen budget iets werkends oplevert. Te druk Wat is er mis met informatici? Zowel in informaticaopleidingen als in het bedrijfsleven wordt onvoldoende aandacht geschonken aan vakmanschap (zie ook Automatisering Gids 18 februari 2000). Dit is geen revolutionaire conclusie. Het is algemeen geaccepteerd. Waarom wordt er niets aan gedaan? Het probleem is dat bedrijven en onderwijsinstellingen het druk genoeg hebben met hun dagelijkse beslommeringen. Om hiernaast nog als een Don Quichot ten strijde te trekken om de wereld buiten te verbeteren, is een utopie. Een bedrijf zal proberen zo goed mogelijk te roeien met de riemen die het heeft. De nadruk ligt op de dagelijkse problematiek om systemen werkend te krijgen en te houden. De onderwijswereld heeft ook andere prioriteiten. De aantallen studenten wisselen van jaar tot jaar. Daarnaast vinden nieuwe ontwikkelingen plaats, zoals het weer ongedaan maken van de tweefasenopleiding en het invoeren van de internationale Bachelors/Masters-variant. Ten slotte zien we commerciële aanbieders inspringen op de pijn in het bedrijfsleven door het aanbieden van schijnbaar werkende oplossingen. De conclusie is dat niemand de tijd vindt of de moeite neemt om te komen tot vergaande professionaliseringen. Het blijft bij mondjesmaat verbeteringen doorvoeren door te kijken naar de buurman in binnen- of buitenland. Het gebrek aan vakmanschap is een geaccepteerd feit. Ook de overheid heeft dit meerdere malen gesignaleerd. Het ministerie van Economische Zaken (EZ) heeft in het verleden diverse stimuleringsprogramma’s opgesteld om door subsidies initiatieven in de markt te ondersteunen. Ook de EU heeft, vanuit Brussel, soortgelijke programma’s opgezet. In de zomer van 2000 is vanuit EZ een discussie geïnitieerd, waarvan de resultaten opgenomen zijn in het actieplan ’Concurreren met ICT-competenties’ (CIC). Dit plan is voorgelegd aan diverse personen en partijen in de markt. De reacties hierop zijn verwerkt en in december 2000 heeft men een plan gepresenteerd onder de titel ’Verbetering van kwaliteit en productiviteit van maatwerksoftwareontwikkeling in Nederland’. Hierin formuleert men een driesporenbeleid om dit plan verder uit te werken. De markt heeft hier wederom op gereageerd en er wordt nu gewacht op de volgende stappen van EZ. Het is belangrijk te constateren dat EZ zichzelf een faciliterende rol toebedeelt in het plan. Men heeft klaarblijkelijk de hoop dat de marktpartijen elkaar zullen vinden. Hiernaast is de scope van het plan beperkt. De embedded software-markt wordt vooralsnog buiten beschouwing gelaten. Dit is vreemd. Was het jaar 2000 een teleurstellend jaar voor de administratieve wereld, in de embedded software explodeerde de vraag naar goede informatici. Zeepbel Laten we duidelijk zijn. Indien de huidige situatie niet verandert, geeft dit te denken voor de ontwikkelingen op termijn. De technologie schrijdt voort en bedrijven storten zich massaal op de nieuwe markten die hierdoor lijken te worden gecreëerd. De Internet-zeepbel was een prachtig voorbeeld hiervan. Als je in het eerste halfjaar van 2000 als Internet-bedrijf winst durfde te maken, deed je het niet goed. Institutionele en particuliere beleggers lieten zich meezuigen in de adviezen van onwetende analisten. De zeepbel is inmiddels doorgeprikt. Het bestaansrecht van een gezond bedrijf is dat er een goede balans wordt gevonden tussen inkomsten op de korte termijn en investeringen op de lange termijn. Alleen maar investeren is ongezond. Hiernaast beschikt een gezond bedrijf over gekwalificeerd personeel in plaats van ’omgeschoolde tovenaars’. Het is niet moeilijk te voorspellen, dat er in de nabije toekomst vele nieuwe technologische ontwikkelingen op ons af komen. Het is afwachten hoe we hier met z’n allen op zullen reageren: bellen blazen of gezond verstand gebruiken. Laten we hopen dat de overheid haar verantwoordelijkheid neemt. Het nieuwe plan van EZ is een stap in die richting, echter een nog actievere rol en duidelijke verbreding van de scope is wenselijk. Er is behoefte aan een breed gedragen initiatief, zonder dat dit een averechts effect heeft op de noodzakelijke slagvaardigheid. Deze vervolgstappen zouden twee richtingen kunnen bestrijken. Hoogdravend In de eerste plaats kan begonnen worden met het bij elkaar brengen van verschillende instanties om de langetermijnaanpak te bepalen. In dit platform dient een representatieve vertegenwoordiging van de Nederlandse IT-wereld te zitten: grote en kleine bedrijven, administratief en industrieel, hogescholen en universiteiten, belangenorganisaties. De doelstelling van het platform moet zijn het definiëren en starten van een standaardisatieprogramma voor de Nederlandse IT-markt. Dit klinkt hoogdravend. Een nieuwe standaard voor het ontwikkelen van software? Nee, er dienen goede keuzes gemaakt te worden uit het bestaande aanbod van standaarden. Dit standaardisatieprogramma raakt de ’technologiedimensie’ in het vakmanschap. Daarnaast dienen wijzigingen geformuleerd te worden voor onderwijsinstellingen. De inpassing van deze wijzigingen kan gefaseerd gebeuren, mits het langetermijnbeeld duidelijk is en goed doordacht. Wijzigingen zullen betrekking hebben op met name de dimensies ’basiskennis’ en ’informaticakennis’. In de tweede plaats is er op korte termijn behoefte aan een centrale, vrij toegankelijke plaats, waar kennis en informatie bijeen is gebracht. Men zou onderscheid kunnen maken tussen verschillende aandachtsgebieden, zoals softwareontwikkeling en softwarebeheer. Voor elk aandachtsgebied kan vervolgens in kaart worden gebracht welke technologie in de markt aanwezig is, wat de ’best practices’ van het bedrijfsleven zijn, welke onderzoeksprogramma’s er lopen en welke belangenorganisaties er bestaan. De regie van elke rubriek kan gelegd worden bij onafhankelijke personen of instituten. Het snel inrichten van zo’n centraal archief biedt al op korte termijn voordelen voor de markt. Daarnaast wordt er informatie ontsloten die van belang is om te komen tot de langetermijnaanpak. Ir. J.A. Sassenburg is productmanager bij KZA (onderdeel van PinkRoccade). Hij is tevens parttime universitair docent aan de Technische Universiteit Eindhoven en voorzitter van het landelijke SPI-netwerk SPIder.