Met uitvindingen alleen heb je nog geen innovatieMet uitvindingen alleen heb je nog geen innovatie
Het gaat niet alleen om geavanceerde technologie, maar ook om de juiste gebruiksscenario’s en de timing, benadrukt hij.
De onderzoeksdivisie van IBM was ooit een ivoren toren. Er werd onderzocht wat de onderzoekers interessant vonden en de rest van het bedrijf kon daarvan profiteren. Maar dat is een achterhaalde opvatting van onderzoek, vindt Nick Bowen. Hij is verantwoordelijk voor de technische strategie van IBM Research, waaronder 3000 onderzoekers in acht over de wereld verspreide laboratoria vallen. Bowen kent IBM erg goed. Hij heeft bij IBM bij veel verschillende productdivisies gezeten. Dat helpt voor een onderzoekscoördinator. “Elke keer dat we met een nieuwe technologie komen, weet ik wie de mensen zijn in andere delen van IBM met verwante ideeën daarover”, zegt hij daarover.
De onderzoeksagenda krijgt elk jaar gestalte in de Global Technology Outlook, die Bowen in december aan het topmanagement van IBM presenteert. Onderwerpen als ‘A New Era in Systems Design’, nanotechnologie, ‘managing business integrity’ en digitale gemeenschappen spelen daarin een hoofdrol. Als het bijvoorbeeld over het ontwerpen van de hardwaresystemen van de toekomst gaat, moet Bowen wel goed beslagen op het ijs komen, legt hij uit. “Ik kan bij de andere senior executives natuurlijk niet aankomen met een verhaal over het aantal cores dat onze chips volgend jaar zullen hebben. Ik moet een grote gedachte neerzetten. Er is een aantal onderwerpen die over het algemeen wel worden begrepen: multicore, powermanagement, virtualisatie, 3d-geheugenchips et cetera. Die individuele onderwerpen zouden op zichzelf niet als GTO-thema kunnen overleven. Wij maken daar echter een vraag van, bijvoorbeeld: ‘Als je een groot datacenter wilt bouwen, hoe zou je dan al die technologieën optimaal inzetten?’. En ik denk dat we daarin goede inzichten kunnen ontwikkelen.”
IBM heeft niet alleen een Global Technology Outlook, maar ook een Global Innovation Outlook (GIO). Hoe verhouden die zich tot elkaar?
“Met de GIO zijn we een jaar of twee geleden begonnen. We staan al jaren bekend als het meest inventieve bedrijf. Maar in de loop der tijd zijn we gaan praten over ‘innovatie die ertoe doet’. We schrijven veel patenten, maar we willen dat ze relevant zijn voor de producten en de markten waar we in zitten. Dat hebben we met de GIO nog een stapje verder proberen te brengen. In gesprekken met bijvoorbeeld CIO’s zoeken we naar thema’s. Bij een vorige GIO hadden we het thema intelligente transportsystemen, met RFID, tracking van containers et cetera. Het is het nadenken over een wereld zoals mensen die graag zien. En dan moet je de rest van IBM laten toewerken naar technologie die dat mogelijk maakt. Dus veel van wat we doen in GTO en GIO is een ideaalbeeld schilderen en dan bedenken hoe het bedrijf dat zou kunnen gaan realiseren.”
Hoe breng je de ideeën en de technische mogelijkheden bij elkaar?
“Dat gebeurt nu letterlijk in mijn kantoor. Vorig jaar waren dat nog twee onafhankelijke activiteiten. Wat ik heb gedaan is GTO-mensen op het GIO-team zetten en andersom. De GTO is in het verleden grotendeels binnen het kader van de onderzoeksgemeenschap gebleven. We zijn heel goed in het voorspellen van waar de technologie heengaat. Maar omdat veel van de onderzoekers niet veel tijd in de echte wereld doorbrengen, zou dat leiden tot nogal gekunstelde scenario’s. Alsof een onderzoeker er zelf iets bij verzonnen heeft. Daarentegen zijn anderen weer beter in dat scenarioperspectief. Maar als je die mensen vraagt ‘Wat moet er voor technologie worden ontwikkeld om dat te laten werken?’, weten ze dat op hún beurt weer niet. Dat moet je samenbrengen.”
“Vaak zijn de scenario’s goed, maar zijn de bedenkers niet goed in het articuleren van de uitvindingsagenda voor de komende vijf jaar. Een onderwerp in de nieuwe GIO is Afrika. Een van de dingen die daar nodig zijn, zijn identiteitskaarten. Vanwege het feit dat er daar weinig wegen, straatadressen, rijbewijzen etcetera zijn, zullen zaken als verzekeringen daar lastig zijn. Maar verzekeraars willen daar graag zaken doen. Binnen dat soort parameters moeten we dan aan de slag.”
In welke mate houdt u bij hoeveel de vele patenten van IBM vruchtdragend zijn?
“Dat doen we op een heel heldere ‘dollarized’ manier. We hebben een organisatie die de patentportfolio in licentie uitgeeft aan anderen. Maar de patenten zijn op zich niet zo gerelateerd aan de GTO. Dat patentenproces in afhankelijk van een vrij bureaucratisch proces bij de Amerikaanse overheid. Dat blijft wel een bottleneck.”
U hebt gezegd dat veel van IBM’s voorspellingen uitkomen en dat IBM bijvoorbeeld een verschijnsel als Web 2.0 al heeft voorzien. Het lijkt voor de hand liggen dat er ook wel eens iets niet blijkt te kloppen.
“Web 2.0 hadden we inderdaad in 2000 al voorzien, alleen gaf IBM er een lelijke naam aan. Maar het pakt ook wel eens anders uit. Een voorbeeld dat wel enigszins bekend is, is ‘pervasive computing’. Uit de GTO is toen een hele divisie gecreëerd met die naam. Twee jaar geleden hebben we die weer in de softwaregroep geïncorporeerd. Ik denk dat we ten eerste iets te vroeg waren met die visie en ten tweede keken we veel te veel naar de eindgebruikersapparaten. We keken te veel naar bijvoorbeeld de vraag ‘Moeten we software voor mobiele apparaten ontwikkelen?’ en zo. Uiteindelijk wordt het denk ik onder een naam als ‘Mobile 2.0’ meer iets generieks als ‘end-user devices for business transactions’. We zaten te veel op PDA-gebied en waren daar te vroeg mee.”“Ik weet nog heel goed dat ik toen ik nog op de middelbare school zat, we met school eens een innovatielab van IBM bezochten. De man die we daar spraken, zei dat mensen van het hoofdkantoor niet naar hun projecten infomeerden, maar in hun prullenbak wilden kijken. Dat is me bijgebleven. Vaak zijn het juist de ideeën die een onderzoeker weggooit die bij businessmensen een lampje doen branden.”
“Niemand heeft het ooit helemaal goed. Een belangrijk deel van innovatie is de timing. We hebben sinds 2000 in de GTO al gezegd dat het stroomverbruik van computers een factor van belang wordt. Hadden we toen gelijk? Ja. Hebben we nu gelijk? Ja. Maar de branche is niet zo snel. Wel geldt bij IBM het Heisenberg-principe: het meten beïnvloedt de resultaten. Als IBM iets onderzoekt, heeft dat al invloed op de markt. Dus die timing kunnen we wel enigszins beïnvloeden.”
Liggen de onderwerpen van de nieuwe GTO al vast?
“Het is een intensief proces. In mei vragen we om onderwerpen. De engineers hebben 165 trends aangeleverd. Wat ik snel probeer te doen is dat in bredere thema’s onderbrengen. We zitten nu op zeven thema’s en dat worden er denk ik vijf, die overeind blijven staan. Eind oktober trek ik een streep.”
Komt daarbij ook softwareprogrammering aan de orde?
“Zeker. Er is de afgelopen veertig jaar in de computerwereld een filosofie ontstaan dat elke laag besturingssoftware alles daaronder moet verbergen. Dus een besturingssysteem verbergt de hardware, de middleware verbergt het besturingssysteem en uiteindelijk wil je naar een omgeving als in WebSphere, waar je voor het bouwen van een salarisadministratie niets hoeft te weten over het besturingssysteem of de hardware waar je op draait. Sommige van die technologieën zullen nu echter op een hogere laag aan de oppervlakte moeten komen. Multicore is een goed voorbeeld. Multicore is in feite de mogelijkheid tot parallelle verwerking. Dat is een zoektocht waar de IT al dertig jaar mee bezig is: kun je een parallelle computer eruit laten zien alsof het echt één computer is. Dat is nog nooit echt gelukt. Het debat is nu of multicore dat nu voor elkaar krijgt, of dat het toch gewoon een parallelle computer is.”
Zal software wel ten volle gebruik kunnen maken van dergelijke computers?
“Het zal wel kúnnen, maar of het echt gebeurt, is de vraag. Ik denk dat het eerder van economische factoren afhangt of het zin heeft om bijvoorbeeld een applicatie of middleware te herschijven. Ik denk dat uiteindelijk de multicore-ontwikkelingen gaan lijken op de Symmetric Multi-Processing-markt. SMP werd geïntroduceerd rond 1990. Op AIX zijn we tot 128-wegs-systemen gekomen in 2006. Dat duurde dus zestien jaar. Ik denk dat dat voor de grote applicaties nu op dezelfde snelheid zal gaan. Sommige gespecialiseerde applicaties kunnen misschien al snel met honderd chipkernen overweg, maar de multicore-ontwikkelingen zullen over het algemeen geremd worden door wat de mainstreamapplicaties ermee kunnen doen. We kunnen nu wel honderd kernen op een chip zetten, maar wie heeft die nodig?”