Nationale banken geloven nog steeds in nieuwe economie
Hoewel Solows uitspraak van het begin af aan controversieel was, kreeg zijn conclusie tot halverwege de jaren negentig nauwelijks een serieus weerwoord. Totdat de verspreiding van internet een nieuwe manier van zakendoen in het vooruitzicht stelde waarbij steeds meer bedrijfsprocessen via het netwerk zouden verlopen. Case studies Het Amerikaanse zakenblad Business Week lanceerde het concept van de ‘nieuwe economie’ en Kevin Kelly, oprichter van het blad Wired, schreef zijn boek New rules for the new economy. De journalisten betoogden dat alles anders zou worden, sneller en productiever. Als dat nog niet in de statistieken voor de arbeidsproductiviteit te zien was, deugden de statistieken niet. Dat laatste lijkt wishful thinking, maar er was veel voor te zeggen: case studies naar het rendement van ICT bij bedrijven wezen vaak genoeg uit dat het rendement er inderdaad was. Meten De optimistische visie kreeg aanhang onder analisten en economen. Logisch, want vanaf 1995 vertoonde de Amerikaanse economie inderdaad een grotere stijging van de arbeidsproductiviteit (2,6 procent) dan in de jaren daarvoor (1,2 procent) en de VS versloeg daarmee Europa en Japan. Een deel van de oorzaak was een andere manier van meten: het Amerikaanse Federal Reserve System, de tegenhanger van de Europese Centrale Bank, verwerkte vanaf 1995 ook de kwaliteitsverbetering van producten in de statistieken. Maar volgens Henry van der Wiel, onderzoeker bij het Centraal Planbureau, had die aanpak op de macrocijfers nauwelijks invloed: ‘De productiviteitsstijging die de Fed begon te meten, was reëel en direct toe te schrijven aan ICT.’ Wellink Vreemd genoeg is zo’n effect in de Nederlandse statistieken nog altijd niet te zien: de Nederlandse arbeidsproductiviteit steeg tussen 1995 en 2000 met niet meer dan 0,9 procent. Niettemin zijn ook in Nederland het Centraal Planbureau (CPB) en De Nederlandsche Bank (DNB) sinds vorig jaar overtuigd van de positieve invloed van ICT op de economie. Zo stelde in mei 2000 het CPB in de studie ‘ICT en de Nederlandse economie’ dat de ICT-sector zelf in toenemende mate bijdroeg aan een hogere productiviteit. Nout Wellink, voorzitter van De Nederlandsche Bank, stelde in de herfst van 2000 dat uit inspecties van de bank bij bedrijven bleek dat ook in andere sectoren een positief effect van ICT uitging. Volgens het CPB was de lage stijging op macroniveau vooral te wijten aan de dienstensector. Het planbureau meldde dat: ‘potentiële productiviteitswinsten door ICT nog onvoldoende gerealiseerd in de dienstverlenende bedrijfstakken.’ Nu de economische groei in het afgelopen jaar is afgeremd, lijkt de discussie echter weer een andere kant op te draaien. Nadat in de VS de economische groeicijfers over de eerste kwartalen negatief tegenvielen, zag het productiviteitsplaatje er plotseling heel anders uit. Veel Amerikaanse economen stelden vast dat de bijdrage van ICT aan de economie overschat was. Het McKinsey Global Institute bracht onlangs het bezwaar naar voren dat de gemeten stijging van de arbeidsproductiviteit in de tweede helft van de jaren negentig voor het overgrote deel was veroorzaakt door toegenomen concurrentie, beter management en hoogconjunctuur. De Nederlandsche Bank doet even geen uitspraken meer over de productiviteitseffecten van ICT en komt binnenkort met een nieuwe studie over het onderwerp. Slingerpatroon Toch lijken de cynici die de ‘laatste nagel in de doodskist van de nieuwe economie’ wilden slaan, aan het kortste eind te gaan trekken. Het CPB is volgens Van der Wiel nog doende de jongste gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek te verwerken, maar de onderzoeker concludeert alvast dat de effecten van ICT nog altijd zichtbaar zijn. De bezwaren van McKinsey zijn volgens hem achterhaald en de daling van de arbeidsproductiviteit in de VS is ‘niet meer dan een conjunctuureffect’. Daarmee sluit Van der Wiel aan bij Fed-voorzitter Alan Greenspan, die medio oktober in het Amerikaanse congres betoogde: ‘For the longer term, prospects for ongoing rapid technological advance and associated faster productivity growth are scarcely diminished.’ Dergelijke uitspraken zijn op zijn minst opmerkelijk. Want in elk geval is duidelijk dat de opvattingen over ICT en de arbeidsproductiviteit een slingerpatroon vertonen. Was in de jaren tachtig de bijdrage van computers aan de productiviteit nog controversieel, aan het eind van de jaren negentig werden de pessimisten overstemd door een leger ‘nieuwe economie’-optimisten. Nu de conjunctuur inzakt, zouden de pessimisten weer gemakkelijk de overhand moeten krijgen. Maar de optimisten lijken ook nu nog op punten te winnen als instituten als de Fed en het CPB, die letterlijk bovenop de cijfers zitten, volhouden dat de productiviteitsstijging ten gevolge van ICT reëel is. Als de huidige stand van zaken in de discussie een leidraad is voor de toekomst, lijken de optimisten het debat over de nieuwe economie vanaf volgend jaar met voorsprong te gaan winnen.