Open-sourcegemeenschap bloeit alleen ‘in het wild’
De virtuele organisaties die op ogenschijnlijk chaotische wijze aan verbeterde versies van Linux of Apache werken, zijn wel degelijk georganiseerd met instituties en een vorm van hiërarchie. Maar die organisatievorm biedt geen handvatten voor het begrijpen van open-sourcesucces. Open-sourcegemeenschappen zijn zelforganiserende systemen die worden gedreven door individuen die hun eigen nut proberen te maximaliseren; en dat nut bestaat uit plezier, persoonlijke interesse en status als vakman. Die individuele factoren staan simpelweg de maakbaarheid van een ‘community’ in de weg, maar leiden op zich wel tot ‘verrassend intelligente patronen op een collectief niveau’. Enkele op zich simpele principes zijn dat ontwikkelaars de tijd willen minimaliseren die ze nodig hebben om de broncode te begrijpen die door anderen is geschreven, en tevens de kans willen vergroten dat anderen hun bijdragen accepteren. Ze ondernemen ook vooral activiteiten waarvan ze denken dat ze deze succesvol kunnen afronden. Een bestaande werkende versie van software helpt daarbij sterk. De populariteit van open source heeft ertoe geleid dat sommige bedrijven er brood in zien. "Wat mij bij de commerciële partijen opviel, zeker in het begin, is dat men dacht ‘we maken onze software open source en dan komen er wel honderd vrijwilligers en die gaan voor mij de software verder ontwikkelen’. Dat blijkt dan niet het geval. Er zijn duizenden open-sourceprojecten die helemaal niet functioneren." De typische open-sourceontwikkelaar bestaat ook niet. "Het zijn wel voornamelijk mannen tussen de 30 en 50. Maar daar zitten hobbyisten, studenten en freelancers tussen." Van Wendel de Joode bevestigt dat de omvang van veel open-sourcegemeenschappen vaak wordt overschat. "Die overschatting zit hem deels in de definities. Is iemand die een bugreport schrijft ook een ontwikkelaar? Bij Linux bijvoorbeeld worden door honderden mensen bug reports gemeld en bug fixes geschreven, maar uiteindelijk blijkt één persoon, Andrew Morton, ze samen te voegen en te integreren in een nieuwe versie van Linux. Er is altijd sprake van een vrij kleine incrowd." Mensen als Linus Torvalds hebben een beperkte rol, benadrukt hij. "Torvalds is heel erg belangrijk, al was het alleen maar naar buiten toe. Iemand als Bruce Perens, toen hij nog projectleider van Debian was, was voortdurend bezig met het uitleggen wat Debian is en hoe het nou eigenlijk werkt met open source. Maar beiden hadden en hebben geen formele machtsmiddelen ten opzichte van de ontwikkelaars die veel van het feitelijke werk doen." Bedrijven die het open-sourceproces intern willen kopiëren dreigen een spook na te jagen. "Je ziet dat ze de meest in het oog springende mechanismen zoals bijvoorbeeld een projectleider en stemprocedures kopiëren." Maar dat is niet de basis van open source. Open-sourceontwikkelaars kiezen zelf waar ze aan willen werken. "En dan kan er glashard tegen ze gezegd worden dat het niet deugt wat ze gemaakt hebben." Mensen in bedrijven zijn toch meer gewend gerichte opdrachten te krijgen en afgerekend te worden op hun vakmanschap.