Praatjes
Zo meldde The New Scientist onlangs dat bouwvakkers binnenkort met hun materiaal kunnen praten. Wanneer iemand aan een bepaalde machine vraagt wat die aan het doen is, wordt zijn vraag via een draadloos netwerk in een centrale computer verwerkt. Die computer verzamelt alle recente informatie en laat de machine ‘antwoorden’. Nou heb ik enige ervaring in de bouw want ik heb ooit – als twintigjarige zwartwerker – in Duitsland aan een brug over een autobahn gewerkt. Dat was zeer deprimerend, maar het verdiende een stuk beter dan bordenwassen. Mijn ervaring is dat bouwvakkers over het algemeen vrij goed weten wat een apparaat aan het doen is. Doorgaans bedienen zij het zelf of ze zien wat-ie uitspookt, omdat ze er met hun neus bovenop staan. Maar ik ben al weer een tijdje weg uit de bouw, dus het is goed mogelijk dat er inmiddels apparaten bestaan die vrijwel in hun eentje bruggen bouwen. En dan is het natuurlijk handig om te kunnen vragen: ‘Zeg, schiet ‘t al een beetje op?’ Voor de goede orde: ik ben erg voor apparaten die kunnen praten. Hoe meer, hoe beter. Apparaten zijn altijd behulpzaam en beleefd, en dat kun je van mensen niet zeggen. Het lijkt me overigens wel prettig als je zo’n apparaat – zeker als het in de huiselijke omgeving wordt gebruikt – kunt uitzetten. Ik zou het vervelend vinden als bijvoorbeeld mijn koffiezetapparaat zich ermee zou gaan bemoeien als ik eens flink tegen mijn kinderen schreeuw. Doorgaans vinden computers het lastig om ons goed te verstaan. Dat is begrijpelijk, want door variaties in onder meer volume, articulatie, accenten, leeftijd, scholing en herkomst klinkt vrijwel geen stem hetzelfde. Toch slaagde Rob Koeling, die in december aan de Rijksuniversiteit Groningen promoveerde, erin voor de OV-reisinformatie een programma te ontwikkelen dat het verschil kan horen tussen bijvoorbeeld ‘nee hoor’ en ‘nee Hoorn’. Koeling’s programma houdt namelijk rekening met de soort vraag die de computer de beller stelt. Op een ja/nee-vraag komt bijvoorbeeld een ander antwoord dan op een vraag naar een plaatsnaam of naar de reistijd. Het programma blijkt vrijwel foutloos te werken. Je weet nu dus hoe laat een trein zou moeten rijden, en als de NS nou ook nog z’n zaken op orde krijgt, breekt er wellicht ooit een tijd aan dat je dan werkelijk kunt instappen. En dit is nog niet alles, want dr. Emanuele Caglioti van de Universiteit van Rome blijkt een computerprogramma te hebben gemaakt dat automatisch kan herkennen in welke taal een document gesteld is. Volgens The Economist is het programma zelfs zo nauwkeurig dat het na enige training van een willekeurige tekst kan vaststellen of het is geschreven door Dante, door Machiavelli of door Pirandello. Nou schreven Dante, Machiavelli en Pirandello alledrie in het Italiaans, dus kennelijk kan Caglioti’s programma behalve talen ook stijlen onderscheiden. Tenminste, als je die van tevoren nauwkeurig hebt geanalyseerd. Ik vind dat allemaal reuze knap, echt waar, zeker als je beseft dat er wereldwijd ruim zesduizend talen bestaan. Wel vraag ik me bij sommige taaluitvindingen af wat je er in de praktijk in hemelsnaam mee aanmoet. Reacties en aanvullingen naar e.sanders@wkths.nl