Waarom je GPS-apparaat de afstand altijd overschat

De oorzaak kan ook niet liggen in het feit dat de afgelegde weg berekend wordt uit een samenstel van rechte lijnen, waar in werkelijkheid bochten in de weg zitten. De positie wordt door het apparaat voldoende vaak opgemeten om de fouten door die afwijking te minimaliseren.

Onderzoek van de Universiteit van Salzburg, de Salzburg Forschungsgesellschaft en de universiteit van Delft heeft nu licht geworpen op dit onbegrepen, maar voor veel gebruikers van GPS-apparaatjes uiterst irritante probleem.

Intuïtie houdt ons voor de gek

In de kern komt hun analyse erop neer dat we ons voor de gek laten houden door ons idee van kansverdeling. De afwijking in de gemeten afstand is namelijk helemaal niet willekeurig verdeeld, bewezen de onderzoekers. Dat geldt wel voor de afwijking in de plaatsbepaling. Maar niet voor de lijnen tussen al die afwijkingen voor twee verschillende posities. De simpelste manier om dat te begrijpen is, als je je voor de geest haalt dat de afwijkingen in de plaatsbepaling in een cirkeltje rond de werkelijke positie liggen. De meeste lijnen tussen twee willekeurige punten in twee van die cirkels rond de punten waar je GPS-apparaat de afstand tussen bepaalt, zijn langer dan de feitelijke afstand: de lijn die de twee punten verbindt.

Foutmarge van 12 tot 20 procent

Bij GPS-apparaten van consumentenkwaliteit leidt dat tot aanmerkelijke foutmetingen van wel 12 tot 20 procent. Daar zou door de fabrikanten wel wat aan te doen zijn, constateren de onderzoekers. Naarmate de metingen in tijd en afstand vaker worden uitgevoerd, wordt de afwijking kleiner. Wanneer de gemiddelde afwijking in positiebepaling en de samenhang daarvan met de frequentie van metingen in tijd en ruimte in een bepaald gebied bekend zijn, kan daaruit berekend worden welke mate van overschatting te verwachten is.

Van het onderzoek is verslag gedaan in het artikel Why GPS makes distances bigger than they are, dat verscheen in het International Journal of Geographic Information Science.