Smaad en laster via het internet
Het antwoord op de vraag of bepaalde uitingen toegestaan zijn, ligt in het spanningsveld tussen enerzijds het recht op vrije meningsuiting van de een en anderzijds het recht op eerbiediging van de eer en goede naam en de persoonlijke levenssfeer van de ander. Het recht van mensen om vrijelijk hun mening te uiten, wordt van essentieel belang geacht in een democratische samenleving. Het is niet voor niets verankerd in onze Grondwet en in artikel 10 van het Europees Verdrag inzake de Rechten van de Mens (EVRM). Maar het recht op eerbiediging van de eigen eer en goede naam, is minstens zo belangrijk en ook verankerd in artikel 8 EVRM. Bij de beantwoording van de vraag welke uitingen wel en welke niet mogen, kunnen dus twee grondrechten met elkaar botsen.