Oracle wakkert de concurrentiestrijd flink aan
Oracle 9i is de naam voor het technische platform van de databaseleverancier en omvat dus niet alleen het databasemanagementsysteem, maar ook een applicatieserver en ontwikkelhulpmiddelen voor het bouwen van databaseapplicaties. Dergelijke software zorgt nog steeds voor 8 van de circa 11 miljard dollar omzet, hoewel Oracle zich vaker manifesteert als leverancier van applicatiesoftware. Ellison en kompanen doen hun onbescheiden beweringen niet geheel zonder aanleiding. Hoewel het bedrijf marktleider is met een aandeel van 33,8 procent, kan Oracle niet achterover leunen. De maandag gepubliceerde kwartaalcijfers zijn ook niet echt hoopgevend. Met databaselicenties werd het laatste kwartaal 5 procent minder verdiend dan vorig jaar. IBM en Microsoft maken het Oracle ook steeds moeilijker. IBM, die DB2 en Websphere levert, kreeg er met zijn overname van Informix opeens honderdduizend klanten bij. Microsoft staat met zijn SQL Server technologisch wellicht een treetje lager, maar staat wel bekend als ‘de leverancier van de goedkope database die steeds beter wordt’. Aantal processors Op de Openworld-conferentie in Berlijn hamerde de ene na de andere Oracle-spreker het erin: ‘met Oracle ben je goedkoper uit’. De vergelijkingen met vooral IBM die de bewering illustreerden, zijn mogelijk geworden omdat Oracle bakzeil heeft gehaald met zijn licentieprijsmodel. Voortaan houdt Oracle – net als IBM en Microsoft – alleen rekening met het aantal processors waarop de database draait en niet meer met met hun snelheid. De databaseleverancier stapt hiermee af van zijn omstreden ‘power-unit’-prijsmodel, dat vorig jaar werd geïntroduceerd ter vervanging van het concurrent-user- model. In het power-unit-model betalen gebruikers op basis van de totale verwerkingskracht (snelheid) van de processors. Een databasesysteem op vier 800 MHz-processors kostte het afgelopen jaar dus twee keer zoveel als een systeem op vier 400 MHz-processors. Veel klanten waren gedwongen op het nieuwe model over te stappen, vaak met als resultaat fors hogere licentiekosten en onduidelijkheid over de toekomstige kosten. “Power-unit-pricing leidde tot uitvoerige discussies met klanten. Dat was onhandig”, bevestigt Hans Bos, ‘community manager’ bij Oracle Nederland. Of die discussies over licentieprijzen nu verdwijnen is de vraag. Bos stelt dat de Oracle 9i-database in zijn standaarduitvoering nu goedkoper is dan DB2 van IBM. De ‘enterprise edition’ van 9i kost echter 40.000 dollar en DB2 22.500 dollar per processor. Open doel Maar de echte kostenbesparingen zitten niet in de licentiekosten, zo is het betoog van Oracle. De belangrijkste vernieuwing in 9i heet Real Application Clusters (RAC). Deze cluster-technologie maakt het mogelijk nieuwe, goedkope hardware bij te plaatsen als een database uit zijn voegen barst. Bos: “Bij clustering ging het tot dusver óf om schaalbaarheid óf om beschikbaarheid. Nu realiseer je beide.” Senior vice president Sohaib Abbasi van Oracle scoort vervolgens voor open doel als hij een goedkope Oracle-cluster van zes Compaq/Intel- systemen vergelijkt met een veel prijziger eServer P-series van IBM. Het is de vraag hoe groot de markt is voor clustering-toepassingen. De clustering-technologie Parallel Server die Oracle tot dusver bood, sloeg bij minder dan 1 procent van de klanten aan. Volgens Hans Bos zitten veel klanten in Nederland wel degelijk te wachten op RAC. Het feit dat applicaties nu voor het eerst zonder wijzigingen zijn te gebruiken met een database-cluster zou daarbij een grote rol spelen. Een andere kostenbesparende factor is dat 9i een aantal standaard-beheertaken van de databasebeheerder overneemt. Of Oracle zich zijn concurrenten van het lijf kan houden, moet nog maar blijken. Gartner verwacht voor 9i pas in 2002 succes. In ieder geval worden gebruikers niets slechter van concurrentie op basis van discussies over de feitelijke kosten van technologie.