ICT’ers te druk met e-portfolio
vigorplaza.nl).
Het oorspronkelijke idee van een portfolio is een grote map die mensen in creatieve beroepen (zoals architecten, kunstenaars, vormgevers en tekstschrijvers) aanleggen van hun werkstukken. Dat portfolio nemen zij mee om te tonen aan bijvoorbeeld potentiële opdrachtgevers. Maar een portfolio of e-portfolio kan ook worden bijgehouden voor algemene doelen, in relatie tot een werkgever of onderwijsinstelling. De verschijningsvormen kunnen verschillen, evenals de inhoud. In een portfolio voor algemene doeleinden zit al het relevante persoonlijke (bewijs)materiaal waaruit de betrokkene kan putten voor bijvoorbeeld sollicitaties.
Een portfolio voor een werkgever bestaat doorgaans uit:
• een cv;
• een analytisch deel (reflectie op de eigen competenties);
• een dossierdeel (bewijsstukken, zoals diploma’s, testresultaten, certificaten, werk-stukken et cetera);
• een persoonlijk ontwikkelingsplan (beschrijving van eigen carrièredoelen).
Als het portfolio goed wordt bijgehouden en gebruikt, dan is het een goed instrument voor personeelsbeleid. Voor de werknemer betekent dat, dat wat hij werkend leert niet onopgemerkt blijft. Hetzelfde geldt voor de competenties die hij elders heeft verworven en nu in zijn werk gebruikt. Een portfolio kan als instrument zijn diensten bewijzen bij functionerings-, beoordelings- of correctiegesprekken.
Stappenplan
In de onderwijswereld wordt bijna helemaal niet gesproken over het traditionele portfolio, maar uitsluitend over e-portfolio, omdat ICT daar inmiddels gemeengoed is geworden. De aandacht in dit artikel gaat dan ook uit naar de relatie deelnemer/onderwijs en e-portfolio. Dit punt staat stevig op de agenda door de informatiebehoefte rondom ‘een leven lang leren’ en – van recentere datum – het ‘Nieuwe leren’ en met name het daarin impliciete competentiegerichte leren. Van beide onderwerpen valt iets af te dingen. Het competentiegerichte leren bestaat al heel lang in bijvoorbeeld het oude Leerlingwezen, terwijl voor het bijhouden van de producten van ‘een leven lang leren’ niet per se een e-portfolio is vereist.
De invoering van e-portfolio dient planmatig te gebeuren. De hoogste instantie binnen een onderwijsinstelling, bijvoorbeeld het College van Bestuur, dient in overleg met de beleidsafdeling Onderwijs strategisch te besluiten of men ja dan nee portfolio’s van deelnemers wil gaan voeren. Bij ja hoort het proces te verlopen via een stappenplan (zie kader). Invoering van portfolio’s heeft een enorme impact, het onderwijsapparaat moet er klaar voor zijn. Verder moeten de administratieve, de financiële en de technische beheerslasten, die een dergelijk besluit met zich meebrengt, te dragen zijn.
Een portfolio kan niet als een losse functionaliteit worden ingevoerd, omdat het moet ‘samenwerken’ met het in gebruik zijnde Leerlingvolgsysteem (LVS). De resultaatregistratie van deelnemers in het LVS is een informatiebron voor een portfolio, evenals informatie afkomstig van bureaus van intake en plaatsing, en meer in het algemeen de leerling- of deelnemerbegeleiding.
Men moet zich tevens realiseren, dat een e-portfolio slechts kan worden ingevoerd, indien van alle betreffende beroepsopleidingen de competenties bekend en geregistreerd zijn. Dat is bij lange na niet het geval. Die registratietaak valt onder verantwoordelijkheid van de beleidseenheid Onderwijs. Maar in die termen zijn zij er niet mee bezig en schuiven het e-portfoliovraagstuk bewust of onbewust op het bordje van het domein ICT. Blijkbaar vinden ICT’ers dat niet erg, want zij zijn er overactief mee bezig. En dat is geen goede zaak.
Het gaat hier weliswaar om processen van systematisch opslaan, terughalen, presenteren en beheren van (e)-portfolio’s met bijbehorende gegevens, die perfect met computers kunnen worden beheerst. Maar dat wil nog niet zeggen dat het hier primair om een ICT-probleem gaat. Eerst dient het domein Onderwijs van de betreffende onderwijsinstelling zich bestuurlijk en beleidsmatig uit te spreken, door aan te geven of de instelling überhaupt met portfolio’s aan de slag wil. Indien ja, dan dient de aanpak plan- en projectmatig te zijn (zie kader).
Speciale website
Bij gebrek aan een algemeen of standaardmodel van een e-portfolio wordt op verschillende plaatsen geprobeerd opnieuw het wiel uit te vinden. Zowel onderwijsinstellingen als ICT-bedrijven zijn, zonder acht te slaan op de volgtijdelijkheid van de te nemen stappen, aan de gang gegaan met verschillende activiteiten, zoals symposia, conferenties en workshops. Recentelijk was op een conferentie bij de Haagse Hogeschool dit punt het onderwerp van een workshop. Daar is het model van Vigorplaza gedemonstreerd. Het model is gerealiseerd naar de huidige stand van de technologie en oogt technisch compleet. Uiteraard kunnen op grond van een demo geen uitspraken worden gedaan over de kosten, implementeerheid en bruikbaarheid van het model.
De Stichting Kennisnet ICT op School heeft het vraagstuk van e-portfolio zodanig geadopteerd, dat zij zelfs een speciale website heeft gelanceerd: http://e-portfolio.kennisnet.nl/. De zwakke kant is, dat ook hier een (standaard) functioneel ontwerp of een prototype ontbreekt. Wel staan er twee documenten over afspraken e-portfolio NL, die richtinggevend zouden moeten zijn voor ICT’ers. De documenten zijn conceptversies, ontworpen op basis van IMS, gedeeltelijk onvertaald en grotendeels in de vorm van een technisch ontwerp en dus onleesbaar, zeker voor de leek. Bovendien aanvaardt de desbetreffende stuurgroep geen aansprakelijkheid voor de juistheid, volledigheid of bruikbaarheid van de inhoud. Hiermee wordt dan ook geen dienst bewezen aan welke ICT’er dan ook.
Ook op de site van Surf wordt uitgebreid aandacht gegeven aan (e)portfolio: http://e-learning.surf.nl/portfolio/links/3150. Op deze site is tevens uitgebreide informatie te vinden over het gebruik van e-portfolio en e-portfoliosystemen.
Verantwoordelijkheid
Alles overziend kan de conclusie geen andere zijn dan dat ICT’ers die met dit vraagstuk bezig zijn, met spoed aansluiting moeten zoeken bij het domein Onderwijs en het moeten aanspreken op zijn verantwoordelijkheid. Het domein Onderwijs moet die verantwoordelijkheid nemen en zijn rol goed vervullen, opdat ook de ICT’ers hun taak goed kunnen oppakken.
E-portfolio’s van onderwijsdeelnemers invoeren en gebruiken kost veel geld, terwijl de administratieve en technische beheerslasten substantieel toenemen. In het geheel van het volgen en bijhouden van prestaties van studenten/deelnemers, inclusief diplomering, hanteert de Technische Universiteit Delft een werkbare en vooral praktische oplossing (zie kader). Voor andere onderwijsinstellingen zou het een tussenoplossing kunnen zijn of misschien zelfs de – second best – eindoplossing.
De resultaten van de studenten worden regulier bijgehouden en bij afsluiting van de studie wordt een diploma met een supplement uitgereikt met alle relevante informatie. Het voordeel van deze oplossing is dat deelnemers minder papier hoeven mee te slepen naar bijvoorbeeld sollicitatiegesprekken.
Drs. V. Ganga is beleidsadviseur ICT (vganga@planet.nl).