Belcultuur
Als die jongens elkaar ’s ochtends bellen, doen ze dat niet van mobiel naar mobiel, maar gewoon via de vaste telefoon. De gesprekken gaan doorgaans over wat ze straks op school gaan doen. ‘Neem jij vandaag je fietsje mee?’ - waarbij ik moet uitleggen dat het momenteel onder jongens van elf in de mode is om te crossen op fietsjes die bedoeld zijn voor kinderen van vijf, piepkleine dingen dus, die ze optuigen tot stuntfietsjes. ‘Of neem jij je skateboard mee?’ Nog een vraag die vaak wordt gesteld is: ‘Zullen we vanmiddag na school samen spelen?’ Of: ‘Zullen we met z’n drieën spelen?’ Vooral die laatste vraag is vervelend, want die leidt tot een hele reeks telefoontjes. A belt B om te vragen of hij het goed vindt dat C ook meespeelt en vervolgens wordt iedereen nog even teruggebeld over de uitslag van deze matineuze onderhandelingen. Ik word soms doodziek van al dat gebel en dus heb ik het er laatst eens met die jongens over gehad. ‘Ik bedoel het niet vervelend hoor’, begon ik, want mijn zoon is nogal gevoelig voor kritiek op zijn vrienden, ‘maar zouden jullie af en toe even van tevoren willen nadenken hoe nodig het is om te bellen. Ik bedoel: we zitten hier tien minuten met z’n allen aan het ontbijt en dan stoort het nogal als er telkens wordt gebeld. Denk bijvoorbeeld: "Kan ik dit straks op school ook vragen?" Of nog beter: is het een idee om de dag ervoor, gewoon op school, met elkaar af te spreken wat jullie de volgende dagmeenemen en wat jullie na school gaan doen?’ Het is niet dat zij mij verbaasd aankeken. Ze begrepen wat ik bedoelde en zij zagen er zelfs de redelijkheid wel van in, geloof ik, maar vanzelfsprekend heeft het helemaal niet geholpen. Nog steeds wordt er vrijwel iedere ochtend gebeld, en langere telefonades worden pas verbroken als ik begin te bulderen (‘Sorry, ik moet nu ophangen, ander wordt mijn vader saggie [chagrijnig].’) Uit een onderzoek van Qrius bleek onlangs dat jongeren tussen de twaalf en veertien jaar meer aan hun mobiele telefoon uitgeven (gemiddeld 23,80 euro per maand) dan jongeren tussen de 15 en 19 (gemiddeld 21 euro). Mij verbaasde dat niet. Ik zie het als een teken dat er een hele generatie opgroeit die zo gewend is dat iedereen de hele tijd telefonisch bereikbaar is (te beginnen met hun ouders), dat zij voor het minste of geringste naar de telefoon grijpen, vast of mobiel. Niet even wachten, niet ergens naartoe fietsen om het te vragen, zelfs niet even naar de overkant van de straat lopen, maar directe bevrediging door direct te bellen. Dat is niet zomaar luiheid of een gewoonte, het is een cultuur aan het worden. Voor de aandelenbezitters onder u: niet verkopen, telefonie blijft nog generaties lang een groeimarkt. Reacties en aanvullingen naar e.sanders@wkths.nl