confl ICT
Kennelijk zijn er nog steeds advocaten die hun cliënt niet goed duidelijk maken dat zelfs een glansrijk gewonnen procedure een stevige kater kan opleveren. Ten eerste is de toegewezen vergoeding voor advocaatkosten een symbolisch goedmakertje en kan betrokkene zijn eigen tijd direct afschrijven. Ten tweede is het niet gezegd dat de deurwaarder, die op pad gaat om het vonnis ten uitvoer te leggen, ook daadwerkelijk de een zak met geld kan ophalen. Meestal treft hij de veroordeelde partij aan met de broekzakken binnenstebuiten of mag hij zich wenden tot de curator van de inmiddels gefailleerde tegenstander. Dat is natuurlijk anders als er beslag gelegd is op een voldoende groot bedrag of als er een bankgarantie is. Maar ook dan is het nog maar de vraag of het vonnis van de rechter in hoger beroep en cassatie overeind blijft. Want wee degene die voortvarend het vonnis van een lagere rechter of van een kort geding ten uitvoer heeft laten leggen. Als later blijkt dat de andere partij gelijk had, moet de aanvankelijke winnaar het geconfisqueerde bedrag terugbetalen. Hij draait bovendien op voor de schade die hij de ander toebracht, door bijvoorbeeld een handelsvoorraad of andere eigendommen, waarop beslag gelegd is, te laten veilen. Vooral als dat potentiële bronnen van inkomsten waren, kan de schadeclaim hoog oplopen.
Deze risico’s worden kennelijk onvoldoende onderkend of gewogen. Dat bleek toen een zorginstelling en een automatiseerder zich, met tegenzin, maar gedwongen door de Fenit voorwaarden, tot de SGOA wendden. Aanvankelijk zagen zij de gang naar de SGOA als een verplichte tussenstap op weg naar de rechter. Pas nadat de ICT-jurist partijen had voorgehouden wat de (financiële) gevolgen van een rechtszaak zouden kunnen zijn, zagen partijen ‘brood’ in mediaton. Het wegloopalternatief werd veel onaantrekkelijker dan zij zich aanvankelijk hadden voorgesteld en er ontstond toch nog een mini-trial waar serieus werd gepraat over de problemen met de (maatwerk)software voor de facturatie. Die werd een jaar daarvoor opgeleverd maar nooit in gebruik genomen, omdat de zorgverlener meende dat de software niet volgens de geldende (wettelijke)regels functioneerde. Na de eerste mini-trialzitting werd door de twee mediators, een ICT’er en een ICT-jurist, voorgesteld de software gezamenlijk onder de loep te nemen. De beide partijen voerden daartoe onder leiding van de ICT-mediator, elk op hun eigen computersysteem, de testcases uit. Wanneer een verschil geconstateerd werd, werd gezocht naar de oorzaak van de fout. Soms werd een fout veroorzaakt door incorrecte data of verkeerde instellingen, soms door een fout in het programma. Door deze inhoudelijke aanpak konden klant en leverancier, een jaar na dato, de status van het systeem objectief vaststellen en afspreken wat er nog diende te gebeuren voor het in gebruik genomen kon worden. Maar het was dankzij de ICT-jurist dat de ICT-mediator de kans kreeg om het programma te bekijken en praktische oplossingen voor te stellen.