‘De motor achter e-government is welbegrepen eigenbelang’
“De grote successen moeten natuurlijk nog komen. De afgelopen jaren zijn er heel veel bouwstenen klaargezet, maar het echte bouwen moet de komende vier jaar gebeuren. Je kunt zeggen dat er nu een aantal fundamenten klaar is, bijvoorbeeld de gedachten over PKI. Die zijn echt heel ver ontwikkeld. Dat geldt ook voor andere programma’s. We moeten nu langzamerhand uit de ontwikkelingsfase komen en beginnen met bouwen.” Een Public Key Infrastructure (PKI) dient om met behulp van sleutels en certificaten de identiteit van partijen in een elektronische transactie vast te stellen. Dat kan nodig zijn bij subsidietoekenning, vergunningverstrekking, of bij elektronisch stemmen. Ik begrijp dat de PKI en de stroomlijning basisgegevens de belangrijkste peilers zijn. “Er zijn drie peilers van de digitale overheid, één is de stroomlijning van basisgegevens, de tweede is de PKI en de derde is digitale duurzaamheid, de garantie dat gegevens over honderd jaar nog toegankelijk zijn. Stroomlijning basisgegevens houdt het op orde brengen van grote basisadministraties in. Daarbij moet je denken aan het bevolkingsregister, het bedrijvenregister, het percelenregister en het kadaster. Wij denken dat we een enorme stap verder komen als je basisadministraties hebt, waaruit de benodigde gegevens onmiddellijk kunnen worden getrokken. Ik ben op bezoek geweest in Finland. Daar bleek dat de automatiseringskosten dalen als je die basisadministraties op orde hebt.” Wanneer moeten die basisadministraties op orde zijn? “Dat is echt een traject van jaren. Dan heb je echt de komende kabinetsperiode zeker nodig. Het is fundamenteel, maar tegelijkertijd is het ook iets dat veel minder attentiewaarde heeft. Transacties tussen overheden onderling, overheden en burgers en overheden en bedrijven daaraan stel je de eis dat daar een onweerlegbare identiteit aan ten grondslag ligt. Wij denken dat je zoiets als PKI nodig hebt om dat vertrouwen te genereren om verregaande stappen in informatisering te kunnen zetten. De PKI kan op vrijwillige basis worden ingevoerd door overheden. Is die vrijblijvendheid wel verstandig bij zo’n fundament voor digitale overheid? “Voor zo’n PKI is het goed als daar zoveel mogelijk overheden en dienstenaanbieders gebruik van maken. De ideale situatie is die waarin de burger niet met allerlei verschillende pasjes en sleutels en chips rondloopt om zich bij een overheid te identificeren. Ik heb sterk de indruk dat dat inzicht terrein aan het winnen is. Ik merk – en dat is voor de directeur ICTU wel van belang – dat het idee van ieder voor zich en god voor ons allen wat aan het verminderen is. Nederland is een gedecentraliseerde eenheidsstaat, dus overheden hebben een bepaalde autonomie. In Nederland zul je dus door overtuiging en met elkaar samenwerken, netwerken proberen goede dingen tot stand te brengen. Wanneer het gaat over ICT dan is het voor iedereen langzamerhand duidelijk dat de investeringen zo groot zijn en dat het verlies aan synergie enorm is als je niet met elkaar een aantal standaarden en basisprincipes afspreekt.” Zouden die dwingend moeten worden opgelegd? “Het is altijd beter als mensen uit welbegrepen eigenbelang tot dat soort dingen komen. Je kunt niet zeggen dat landen waar men gedwongen dit soort dingen doet, een enorme voorsprong op Nederland hebben. Een goed voorbeeld vind ik de manier waarop dat in het onderwijs is gedaan. Daar is gekozen voor Kennisnet en vervolgens is de rest van het budget pondsgewijs op basis van het aantal leerlingen over de scholen verdeeld. Dus je voorziet in een aantal centrale zaken, die vooral de compatibiliteit en de connectie ten goede komen. Verder geef je heel veel vrijheid. Ook met het idee: er is nooit één goede oplossing. Het zou wel heel sterk zijn als je die ene oplossing achter een bureau in Den Haag zou weten te vinden. De kwaliteit bereik je op lokaal niveau.” Vindt u dat er een centrale regie voor overheidsautomatisering moet komen? “ICTU is een organisatie die onder allerlei omstandigheden voortreffelijk werk kan verrichten. Dat kan onder een ICT-minister of onder een minder vergaande vorm van regie. Wij zijn een instelling die het moet hebben van samenwerkende overheden. Nederland heeft op dat gebied geen grote reputatie of sterke traditie. De programma’s die wij uitvoeren zijn afhankelijk van de samenwerking tussen overheden. Er zijn twee dingen die maken dat die samenwerking lukt. Op de eerste plaats komt men tot het welbegrepen eigenbelang idee; wij doen er verstandig aan om samen te werken; wij doen er verstandig aan om niet op talloze plaatsen in Nederland het wiel uit te vinden. Dat is echt een hele sterke beweging. Het tweede is, wij beginnen er ook handigheid in te krijgen om die overheden te laten samenwerken. Wij polderen niet oneindig door totdat we van iedereen betrokkenheid hebben om mee te doen, maar wij zeggen in een aantal gevallen: wij vinden het voldoende als van de veertien departementen er vijf meedoen om de boel op gang te krijgen. Een centrale regie kan alleen maar goed werken als degenen die geregisseerd worden daarin toch in zeker mate meegaan. Als je dat gaat opleggen en men zet de hakken in het zand hoever ben je dan? In beide gevallen heb je een vorm van betrokkenheid nodig. Je kunt met wetten heel veel afdwingen, maar uiteindelijk gaat het erom: mensen moeten er belang in zien om mee te werken. Dat is in een situatie waarin de wet is voorgeschreven niet heel anders dan in een situatie waarin je zegt jongens wie doet er met me mee? Ik denk dat het van fundamenteel belang is om in beide gevallen de win-win situatie op te zoeken. Daar maken wij onze business van. De bereidheid om samen dingen te doen is volgens mij echt groeiende. Anders ging het met ICTU niet zo goed als het nu gaat. Want wij moeten het daarvan hebben. Ieder programma dat wij hebben staat en valt met de bereidheid van deelnemers om eraan mee te werken. Je kunt zeggen, dat zou dan de positie zijn van de centrale regie, we jagen iedereen in het hok en die moeten maar meedoen. Als je dan niet goed met die mensen hebt gepraat, sta je ook voor een onmogelijke opgave.” Maar hoe voorkom je nu dat overal opnieuw het wiel wordt uitgevonden? “Ik denk dat de heersende opvatting in Nederland zal zijn: dat doe je niet door dat centraal af te kondigen vanuit de overheid. Dat doen we ook niet meer door iedereen maar voor zichzelf voort te laten ploeteren, maar we kiezen nu een vorm van zelfgekozen centralisatie. We gaan met elkaar programma’s doen waarin juist die kennisuitwisseling, het ontwikkelen van modellen belangrijk zijn. Dat soort afspraken zijn nu ook in de maak. Als ik de situatie goed inschat, dan is voor zo’n benadering waarbij je vanuit welbegrepen eigenbelang dingen samen doet. Daar is men echt aan toe.” Merkt u onder ambtenaren iets van verzet tegen eGovernment? “Eigenlijk niet. Veranderen is natuurlijk altijd moeilijk. E-government is oude waarden realiseren met nieuwe media. De oude waarden zijn: een goede dienstverlening aan de maatschappij, efficiënt werken en betrokkenheid van burgers bij het openbaar bestuur. Dat is dus helemaal niets nieuws. Er wordt geen mens ambtenaar om inefficiënt te gaan werken. De mensen die bij de overheid werken hebben allemaal nog steeds die authentieke achtergrond: wij werken voor de burger in dienst van de overheid. En dat zijn de waarden waarvoor wij ooit ambtenaar zijn geworden.” Dat is de theorie. “Nee dat is niet de theorie. Dat kun je bij ambtenaren navragen. De nieuwe media brengen een aantal van die waarden veel dichterbij. Dienstverlening kan 7 keer 24 uur, efficiënt werken kan door basisadministraties te stroomlijnen en door burgers bij het openbaar bestuur te betrekken. Je hoeft nu maar om je heen te kijken om te zien hoe belangrijk dat is. Dat voelen die overheidsmedewerkers ook wel. Ik merk niets van verzet. Ik heb juist het gevoel dat de overheid door de ICT-inspanningen als investeringssector wordt gezien en dat dat ook heel goed kan bijdragen aan een nieuw zelfbewustzijn bij ambtenaren. Dat maakt het werk volgens mij interessant. Dan is verandering vaak wel iets waarbij je een hobbel over moet. Als je jarenlang gewend bent op iets op een bepaalde wijze te doen dan is een andere manier om iets te doen misschien moeilijk. Maar ik ben nog nooit zoveel tevreden mensen tegengekomen als de laatste jaren in het onderwijs waar heel veel mensen met nieuw elan aan de slag zijn dankzij de nieuwe media.” Siep Eilander Vanaf juni 2001 is Siep Eilander directeur van ICTU. Deze overheidsorganisatie werd in april 2001 opgericht door de minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid. ICTU bundelt kennis en kunde op het gebied van ICT en overheid, waardoor er structureel gebouwd wordt aan de elektronische overheid. Dit moet leiden tot verbetering van werkprocessen bij overheden.