Gezichtsherkenner heeft al snel grote moeite met veroudering
Biometrische systemen kunnen ten onrechte mensen doorlaten en onterecht mensen weigeren. De mate waarin ze dat doen wordt uitgedrukt in ‘false acceptance rate’ (FAR) en ‘false rejection rate’ (FRR). Wil men een strenge controle en zo min mogelijk onbevoegden laten passeren, dan stelt men de FAR laag in. Dat heeft tot gevolg dat relatief velen ten onrechte worden tegengehouden. Het aantal ten onrechte geweigerde personen heeft bovendien de neiging om snel te stijgen naarmate het gelaat van de chiphouder langer geleden is gescand, blijkt uit onderzoek van het Amerikaanse instituut NIST naar de werking van gezichtsherkenningssystemen. Als een camera het gezicht met de in de chip opgeslagen gelaatsscan vergelijkt op de dag dat die scan is gemaakt, wordt bij een ingestelde FAR van 2 procent (één op 50 mensen gaat ten onrechte door) één op de 250 onterecht geweerd (een FRR van 0,4 procent). Bij een gelijkblijvende FAR is dat enkele dagen later 11 en na anderhalf jaar zelfs 43 procent. Een gezichtsherkenningssysteem houdt dus 43 van elke 100 rechtmatige houders van anderhalf jaar oude reisdocumenten tegen. De povere resultaten van gezichtsherkenning zijn onder wetenschappers al een paar jaar bekend, zegt Geradts desgevraagd. Elders dringt de boodschap echter moeilijk door omdat leveranciers schermen met een lage FRR (onterechte weigering) zonder te vertellen hoe hoog de FAR (onterechte toelating) dan is. "Wij hebben nog nooit een systeem gezien dat zo fantastisch werkt als aanbieders stellen", zegt Geradts, die in de recente evaluatie van de Nederlandse proef rond paspoortbiometrie de weinig florissante cijfers ook niet terug vond. Europese paspoorten moeten in augustus volgend jaar een biometriechip met gelaatsscan hebben. Later komen er vingerafdrukken bij. Een check van beide lichaamskenmerken stuwt de systeemprestaties op, maar doet afbreuk aan de gebruiksvriendelijkheid.