Het ‘yes-effect!’ van programmeren
”
Ongetwijfeld speelt deze pragmatisch-positieve instelling mee in het succes van het informaticaonderwijs op het St. Willibrordcollege. “We hebben in de bovenbouw van havo en vwo twee klasssen per jaar vol. Dat is veel, want informatica is een keuzevak. We moeten dus ieder jaar zieltjes winnen in concurrentie met keuzevakken als Management & Organisatie. We laten op de keuzevakkenvoorlichting zo goed mogelijk zien wat we doen: onder andere programmeren. We gaan bijvoorbeeld aan de slag met gamemaker, altijd een geweldig succes. In twee weken bouwen de leerlingen een game, en leren zo spelenderwijs programmeren.”
Grootste lol
Naast zijn aanstelling als docent en ICT-coördinator op het St. Willibrordcollege in Goes steekt Peeters veel tijd in de ontwikkeling van het vak. Hij is bijvoorbeeld de drijvende kracht achter www.informaticavo.nl, kennissite voor informaticadocenten. Het is een platform met nieuws en achtergronden waar docenten kennis kunnen delen. Leuke anekdote: Peeters was bij de verloting van het domein ‘informatica.nl’ óók de winnaar. Maar ‘Informaticavo.nl’ was toen al zo ingeburgerd, dat hij besloot er niets mee te doen. Hij gaf het domein aan de VSNU, in ruil voor een kleurenlaserprinter. Nu is het in handen van de TU Eindhoven. “Achteraf denk ik wel eens: daar had meer in gezeten, ik had er zelf iets mee kunnen doen”, lacht Peeters. “Maar ach, dat is ook weer een hoop gedoe, en ik vind het niet echt interessant.”
Liever steekt hij zijn tijd in onderwijs, de school, de website of de schaakclub. “Ik ben geen man die ’s avonds voor de tv kan zitten, ik ben altijd bezig.” Zo was Peeters de voortrekker van het project ZIEN: alle middelbare scholen in Zeeland zijn – dankzij een binnengesleepte subsidie van 2 miljoen euro – nu aangesloten op het zelfde Zeeuwse glasvezelnetwerk. Bij een bezoek aan de VS legde Peeters de contacten met Cisco: nu is het St. Willibrord een Cisco Networking Academy. Peeters was ondermeer in Canada voor een ICT&Onderwijs summit, en – iets minder exotisch maar ook nuttig – onderhoudt warme banden met Belgische collega’s. Ook de jaarlijkse I&I-conferentie zal hij niet snel overslaan. “Toch zit de grootste lol voor mij in het lesegeven. Het omgaan met leerlingen vind ik zo fantastisch. Ik kan me wel eens boos maken over dat geklaag over ‘de jeugd’. Ze zijn hartstikke braaf!”
Peeters is blij met zijn ‘sectie Informatica’, twee personen groot. Samen met zijn collega vormen ze het perfecte team: hij zelf is van oorsprong leraar Engels en heeft een schat aan onderwijservaring. Collega Jan de Voogd is van oorsprong informaticus, en heeft dus veel technische kennis. “We proberen het vak zo praktisch mogelijk te geven. Weliswaar heeft het ministerie eindtermen vastgesteld, maar er wordt geen centraal schriftelijk examen afgenomen. In feite ben je dus zo vrij als wat. Nu houden we ons wel keurig aan die eindtermen hoor, maar het materiaal ontwikkelen we zelf.” Informatica verandert snel, en dus de inhoud van de lessen ook. “Die dynamiek is ook juist het leuke. Websites maken deden we een paar jaar geleden in FrontPage, maar daar hoef je nu niet meer mee aan te komen. Nu is dat bijvoorbeeld PHP en voor leerlingen die wat verder willen gaan – bijvoorbeeld richting informaticastudie – Java.” Ook SQL staat op het programma, en natuurlijk ook HTML. “Het ‘yes!-effect’ dat je krijgt als je iets hebt geprogrammeerd dat werkt zie ik bij leerlingen ook”, zegt Peeters. “Het liefst heb je natuurlijk ook leerlingen die helemaal niets kunnen als ze hier komen, daar heb je de meeste lol van. Na twee maanden zijn ze soms beter dan jij!” Dat is iets waar je als leraar informatica heel goed tegen moet kunnen: voorbijgestreefd worden door leerlingen. Ik vind het geen probleem: vaak zijn ze trouwens in één ding waanzinnig goed, maar kun je ze op andere gebieden nog heel wat bijbrengen.”
Frustaties heeft Peeters nauwelijk. “Het salaris in het onderwijs zou dan minder zijn, maar ik vind eigenlijk dat ik prima verdien. Nou ja één frustatie heb ik wel”, en hij wijst om zich heen naar het lokaal waar de bovenbouwleerlingen net plaats maken voor brugklassers, “dit is mijn kantoor. Soms belt er iemand op en dan moet ik die in deze herrie te woord staan. Er is een groot tekort aan kantoorruimte op school. Maar verder heb ik niets te klagen: de directie is heel erg ict-minded, we hebben goeie nieuwe spullen, een prachtige mediatheek. Ik heb hier een geweldig leven, en soms zou ik zelfs zeggen: een luizenbaan.”