ICT-convenant breed aanpakken
Samen met het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid willen brancheverenigingen en vakbonden binnen een jaar een Arbo-convenant voor de ICT-branche sluiten dat preventie van RSI en reïntegratie van personeelsleden met RSI-klachten moet bevorderen. Repetitive Strain Injury is een belangrijke beroepsziekte die zeker in de ICT-branche toeslaat en bovendien tot aanzienlijke aansprakelijkheidsclaims kan leiden, ook in Nederland, zoals actuele jurisprudentie bewijst. Veel Arbo-convenanten zijn in het recente verleden samen met TNO Arbeid gerealiseerd. Dat geldt bijvoorbeeld voor sectoren als de horeca, woningcorporaties, thuiszorg, financiële dienstverlening en kappers. “Om tot een Arbo-convenant te komen, moet meestal eerst door nulmeting de uitgangssituatie worden vastgesteld. Daarbij hoort het vaststellen van de stand der wetenschap, waarbij ook wordt bekeken welke maatregelen mogelijk zijn”, aldus Piet van Lingen, adviseur/onderzoeker bij TNO Arbeid. Na de nulmeting volgt het opstellen van een plan van aanpak, het vaststellen van het streefniveau en het doen van voorstellen voor de uitvoering van het convenant. “Wij doen veel onderzoek naar het ontstaan van RSI en de effectiviteit van maatregelen die RSI kunnen voorkomen of herstel ervan kunnen bevorderen. Onze eigen visie op ontstaan en bestrijding van RSI hebben we gekoppeld aan een methode die RSI aanpakt. En wat belangrijker is, we hebben die methode ook al toegepast bij een uitkeringsinstantie, een omroeporganisatie en een projectontwikkelaar. Dat zijn bedrijven met intensief beeldschermwerk, net als in de ICT-branche gebruikelijk is.” Voor een van de grotere IT-dienstverleners in Nederland ontwikkelt TNO Arbeid momenteel voorlichtingsmateriaal over RSI-risicofactoren. “RSI is in ieder geval niet alleen een fysiek of ergonomisch probleem”, aldus Van Lingen, die lid is van het team RSI en Bewegen en deel uitmaakt van de taskforce ICT & Arbeid. Zijn collega Karolus Kraan (Organisatorische Innovatie) behoort tot dezelfde taskforce. Kraan: “Organisatorische aspecten als werktijden, takenpakket, stijl van leidinggeven, werkdruk, autonomie en steun van collega’s, zijn verbonden met het ontstaan van RSI.” Dat blijkt uit verschillende onderzoeken van TNO Arbeid. Daarom heeft men in Hoofddorp de zogenoemde integrale aanpak van RSI ontwikkeld en daarom pleiten Van Lingen en Kraan ervoor dat het ICT-convenant ter bestrijding van RSI niet te smal wordt opgezet. Van Lingen: “Zelfs bij een ideale werkplek die aan alle normen voldoet en bij een werknemer die zich houdt aan alle richtlijnen van pauzeren, goed zitten en een juiste positie van scherm, muis en toetsenbord, kunnen ernstige RSI-klachten ontstaan als niet is voldaan aan de organisatorische voorwaarden.” Kraan wijst op de in de ICT-branche veel voorkomende gewoonte om personeel op output, dus op werkresultaat, te sturen. “Dit leidt in het algemeen tot lange dagen en weinig pauze. Tevens worden veel ICT’ers gedetacheerd bij klanten, waardoor de werkdruk vaak toeneemt en de mogelijkheid om samen met collega’s stoom af te blazen juist afneemt.’ Dergelijke factoren werken het ontstaan van RSI in de hand. Een wetenschapper als Kraan onderbouwt dit soort uitspraken graag met cijfers. ICT’ers behoren echter in de bestaande statistieken niet tot een apart gedefinieerde beroepsgroep, maar zitten verstopt in de wel beschikbare getallen over bijvoorbeeld zakelijke dienstverlening, banken en verzekeringswezen. ICT’ers zijn qua risico’s voor een deel vergelijkbaar met functies als secretaressen/typisten (31 procent heeft RSI-klachten, volgens een TNO Arbeid-onderzoek van vorig jaar) en de overige administratieve beroepen (23 procent). Er zijn ook kleine onderzoeken gedaan bij bijvoorbeeld gebruikers van informatiesystemen voor sociale diensten. Bij dit type medewerkers zijn er indicaties dat het gebruik van maatwerksoftware een risicofactor is. Kraan: “We spreken dan over alt-tab-RSI, omdat gebruikers-interfaces van dit soort software veel vaker dan bij standaardpakketten zijn gebaseerd op steeds herhalende toetsaanslagen en sterk op het gebruik van de muis leunen.” Ook de door ICT’ers veel gebruikte laptops kunnen het RSI-risico vergroten, vooral omdat het scherm zo laag zit en werkers het hoofd teveel voorover moeten houden, waardoor nekspieren langdurig en statisch worden belast. De risicofactoren voor RSI zijn divers. Daarom zijn creatieve oplossingen nodig die zich niet beperken tot één aspect. Van Lingen: “Dus kijken we niet alleen naar de werkplek, maar ook of veranderingen in bijvoorbeeld werkafspraken, taakverdeling en gebruikte hulpmiddelen nodig zijn.” Spraakherkenning TNO Arbeid heeft onderzoek afgerond naar de beïnvloeding van RSI door het gebruik van software voor spraakherkenning. Dit was een klein onderzoek bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid onder vijftien personen. Het blijkt dat de investering om te gaan werken met spraakherkenning te groot is, waardoor het als preventiegereedschap nog niet geschikt is. Het systeem moet worden ingeleerd en dat kost veel tijd en inspanning. Maar bij de reïntegratie van RSI-slachtoffers is het wél een effectief hulpmiddel. Vergelijkbare onderzoeken doet TNO Arbeid momenteel naar de effectiviteit van pauzesoftware en invoermiddelen (verschillende toetsenborden en muizen).