Internetcensuur door overheden neemt agressief toe
Meer dan drie dozijn landen in met name Azië, het Midden-Oosten en Noord-Afrika censureren in mindere of meerdere mate het internet. De meest rigoureuze vormen van censuur worden toegepast door China, Saoedi-Arabië en Iran. Censuur van internet lijkt typisch voor totalitaire regimes.
Dat neemt overigens niet weg dat er ook gecensureerd wordt door regimes die niet als dusdanig bekendstaan, zoals de Verenigde Staten van Amerika, Canada en een aantal Europese landen. Censuur van het internetgebruik in openbare bibliotheken is in de VS gangbare praktijk. In een aantal Europese landen grijpt de overheid in ten aanzien van websites met kinderporno.
Overheden nemen censuurmaatregelen om zeer uiteenlopende redenen. De Franse en Duitse regeringen blokkeren sites met nazipropaganda en negationistische websites die het bestaan van de holocaust ontkennen. Noch de Franse noch de Duitse overheid maakt daar overigens een groot geheim van. Voor zover websites niet om politieke redenen geblokkeerd worden door een regime, heeft internetcensuur vooral te maken met het blokkeren van seksuele of religieuze content.
Een en ander wordt in maart bekendgemaakt door het OpenNet Initiative (ONI). Het ONI zal dan in boekvorm de resultaten publiceren van de eerste, wereldwijde, academische studie naar internetcensuur door overheden. Het ONI is in 2003 opgericht door de universiteiten van Toronto, Harvard en Cambridge. In een latere fase heeft ook het Britse Oxford zich bij de groep gevoegd. In maart verschijnen de onderzoeksresultaten van het ONI onder de titel ‘Access Denied’ bij het prestigieuze MIT Press in Boston. In kleine kring circuleren drukproeven, op één waarvan deze krant de hand kon leggen.
Niet alles in deze studie in boekvorm is nieuw. Delen van het onderzoek door het ONI naar overheidscensuur van internet door met name de Chinese regering werden eerder al voorgelegd aan twee Amerikaanse senaatscommissies en haalden wereldwijd publiciteit. China blokkeert met name internetcontent over het eigen mensenrechtenbeleid en websites die opkomen voor etnische minderheden. Volgens het ONI heeft China in 2006 minimaal 8 cyberdissidenten opgepakt en veroordeeld.
Het onderzoek van het ONI werd in hoofdzaak uitgevoerd in de periode van 2003 tot en met 2006, alhoewel zo hier en daar ook recentere informatie verwerkt is. Door de onderzoekers werden wetenschappelijke meetmethoden gehanteerd. In totaal werd een veertigtal landen onder de loep gelegd. Vaak werd daarbij samengewerkt met lokale functionarissen die ‘soms met risico voor eigen leven’ aan het onderzoek meewerkten. Dat vertelt Janice Gross Stein, directeur van het Munk Centrum voor Internationale Politiek van de universiteit van Toronto, een van de oprichtende leden van het ONI. Volgens Gross Stein is de praktijk van internetcensuur in de loop der jaren alleen maar agressiever geworden. “Anders dan wat over het algemeen gedacht wordt, tonen overheden in toenemende mate de bereidheid om communicatie via het internet te controleren”, zegt Gross Stein.
Zorgwekkend is volgens haar het feit dat internetcensuur die door overheden uitgevoerd wordt, uitgevoerd wordt “met grote precisie en effectiviteit”. “Vijf jaar geleden”, zegt Gross Stein, “was er nauwelijks enig reëel inzicht in de omvang van het probleem. Weinig mensen waren zich toen bewust van de schaalgrootte van het probleem.” Internetcensuur blijkt gangbare praktijk in tientallen landen. De onderzoekers van het ONI merken op dat staatscontrole van het internet de 21e-eeuwse parallel is van staatscontrole van radio en televisie in de vorige eeuw. De koning van Nepal liet in 2005 het volledige internetverkeer in zijn land platleggen, samen overigens met het mobiele telefoonverkeer; kwestie van de oppositie de mond te snoeren. Deze drastische, maar tijdelijke maatregel is evenwel een uitzondering, beweert het ONI.
Voor de meeste staten die aan internetcensuur doen, maakt censuur van internet juist deel uit van de dagelijkse gang van zaken. Zo censureren met name staten in de Perzische Golf alle pornografische content. Zuid-Korea blokkeert enkel Noord-Koreaanse websites en verder niets. Een andere belangrijke vorm van censuur blijkt de blokkade van internettools, zoals automatische machinevertalingen, blogdiensten en software voor het anonimiseren van het internetverkeer. De meest recente trend in internetcensuur blijkt op grond van economische motieven plaats te vinden. Skype wordt bijvoorbeeld geblokkeerd in Myanmar en de Verenigde Arabische Emiraten met de kennelijke bedoeling de staatsmonopolist op het vlak van telecommunicatie te beschermen.
Er is verschil in de manier waarop overheden met geblokkeerde websites omgaan. Saoedi-Arabië presenteert een blokpagina, terwijl Tunesië zijn burgers om de tuin probeert te leiden met een pagina die lijkt op de ‘default error page’ van Microsoft Internet Explorer. Het regime in Oezbekistan doet iets vergelijkbaars. Het stuurt gebruikers die geblokkeerde content opzoeken door naar Microsofts search engine www.live.com.