Linus Torvalds schrijft autobiografie met zelfspot
Hoe begon het ook allemaal weer? Torvalds, volgens eigen zeggen tussen de campusprotesten door geboren, sluit zich als tiener op in zijn slaapkamer met een Sinclair QL, een fraai ogende Engelse computer die jammerlijk zou mislukken. Maar dat kan Torvalds allemaal weinig schelen, want alle software voor het apparaat ontwikkelt hij zelf. Als hij gaat studeren in Helsinki, wordt de lat ietwat hoger gelegd. Torvalds koopt begin jaren negentig voor 8000 gulden een voor die tijd krachtige pc en installeert, geïnspireerd door de boeken van Andrew Tanenbaum, het besturingssysteem Minix. Om deze Unix-variant als leermiddel te kunnen behouden, is het met opzet ‘verminkt’ en dus beperkt bruikbaar. Torvalds ontwikkelt een eigen variant en zet de eerste fundamenten online om reacties uit te lokken. Als hij eind 1991 is uitontwikkeld, verliest Torvalds interesse in het project. Dat hij toch doorgaat heeft twee oorzaken: per abuis wist Torvalds Minix van zijn computer waardoor hij op zijn eigen besturingssysteem is aangewezen en daarnaast bieden steeds meer gebruikers aan zelf onderdelen aan de kernel toe te voegen. Nog geen drie jaar later verschijnen de eerste commercieel verkrijgbare Linux-pakketten op de markt, zij het onder de zogenoemde GPL-licentie, die voorschrijft dat de broncode voor iedereen beschikbaar moet worden gesteld. Torvalds blijft, na een mislukte poging tot naamkaping, tot op de dag van vandaag eigenaar van de merknaam Linux. In 1997 vertrekt Torvalds naar de Verenigde Staten om voor Transmeta te werken, het bedrijf dat zich dan nog in stilzwijgen hult, maar aan een nieuw type processor werkt. Torvalds, die nog geen diode van een transistor kan onderscheiden, mag er een aantal Linux-problemen oplossen en in werktijd als onderhouds-engineer verder werken aan de Linux-kernel. “Uit mijzelf delegeer ik niets”, schrijft de Fin. “Ik wacht tot mensen zich vrijwillig aanbieden om iets over te nemen.” Mislukte bij Transmeta zijn poging om leiding te geven aan een aantal ontwerpers, voor Linux werkt Torvalds’ management-zonder-management wonderwel. Inmiddels begint Torvalds’ ster te reizen en wordt hij steeds vaker in kranten en tijdschriften geportretteerd. “Journalisten leken dol op het feit dat Bill Gates in een hightech-villa aan een meer woonde, terwijl ik over het speelgoed van mijn dochters struikelde in een twee onder een kap-woning met drie slaapkamers.” Maar de beminnelijke Fin blijkt toch ook weer niet zo kneedbaar als sommigen wellicht hadden gehoopt. Een ontmoeting met Steve Jobs en diens rechterhand Avie Tevanian van Apple loopt uit op een mislukking. Jobs wil dat Torvalds en de Linuxgemeenschap zich schaart achter de (open) ontwikkeling van de Mach-kernel van het nieuwe Mac OS (X). Maar Torvalds vindt Mach pure rotzooi (“Het bevat alle ontwerpfouten die je maken kunt en zag zelfs kans er een paar helemaal zelf te verzinnen”), en ziet ook weinig in een structuur waarbij de grafische gebruikersomgeving weer onder de Apple-licentie valt. Bovendien is Torvalds niet in geïnteresseerd in het vergroten van het marktaandeel van Apple. “Ik kon niets interessants aan Apple bedenken”, schrijft hij. Ook loopt Torvalds weg bij een demonstratie van Jini, de op Java gebaseerde netwerktechnologie van Sun Microsystems. Ook in dit geval ergert Torvalds zich weer aan de ondoorzichtige licentiepolitiek. Torvalds heeft meer waardering voor Palm, dat zijn ontwikkelomgeving en API’s vrijgaf, waardoor een hele nijverheidsindustrie rond het besturingssysteem voor palmtops is ontstaan. Despotische constructies die de open bron-gemeenschap ondermijnen zijn volgens Torvalds gedoemd te mislukken en hij noemt de gekraakte DVD-encryptie (onder Linux) als voorbeeld. Tegelijkertijd rekent de Fin af met de mythe dat aan Linux niets verdiend mag worden. Zelf aanvaarde Torvalds (gratis) opties op aandelen in Linux-distributeurs Red Hat en VA Linux, maar hij laat in het midden of zijn nieuwe woning werd betaald uit de verkoop van aandelen. Intussen zorgt Torvalds er wel voor dat hij geen partij kiest. Thuis gebruikt hij Red Hat en op het werk een andere Linux-distributie, SuSe. Een bod van een Engels Linux-bedrijf om voor 10 miljoen gulden zitting te nemen in het bestuur, heeft Torvalds van de hand gewezen. Wie Torvalds ooit heeft zien spreken, bijvoorbeeld tijdens Comdex in het najaar van 1999, weet dat de onderwerpen die hij in het boek aansnijdt hem ook echt interesseren, en ook zal de lezer veel van zijn zelfspot herkennen. De invloed van medeauteur Diamond, die ook zelf een aantal hoofdstukken toevoegde, is vaak buitengewoon hinderlijk. Veel van het boek is – leuk bedoelde – ballast. En dat is jammer, want het boek laat nogal wat kansen liggen. Zo laat Torvalds zich niet uit over de potentie van Linux in het bedrijfsleven en daarbuiten. Blijft Linux een goedkope servertoepassing, of gaat Linux in de toekomst Windows op consumenten- pc’s vervangen? Die vraag lijkt Torvalds nauwelijks te boeien. In de toekomst is de gebruiker zich niet bewust van een besturingssysteem, schrijft Torvalds. “Eigenlijk wil geen mens een computer. Wat iedereen wil is een magisch stuk speelgoed waarmee hij kan websurfen, werkstukken schrijven, spelletjes spelen en zijn bankzaken regelen. Dat daar een besturingssysteem voor nodig is interesseert niemand.” Gewoon voor de fun. Door Linus Torvalds. Karakter Uitgevers. ISBN 90-6112-831-5. Prijs: ƒ 34,95 Linus Torvalds: “Journalisten leken dol op het feit dat Bill Gates in een hightech-villa aan een meer woonde, terwijl ik over het speelgoed van mijn dochters struikelde in een twee-onder-een-kap-woning.” foto: reuters