Lokalo’s
Althans, ik dacht dat het nieuw was. Dankzij de digitale revolutie kun je dat tegenwoordig vrij nauwkeurig nagaan, met name in digitale krantenarchieven. In een van die archieven, Factlane, kun je de complete jaargangen van ruim twintig kranten doorzoeken, en dat sinds 1989. Op het eerste gezicht viel de oogst tegen. Dat wil zeggen: lokalo bleek ruim zeventig keer voor te komen, maar het was al ouder. Al in april 1994 schreef Trouw, in een terugblik op de toenmalige gemeenteraadsverkiezingen, dat de lokale partijen weliswaar goed uit de verkiezingen te voorschijn waren gekomen, maar dat ze vervolgens opvallend slechte onderhandelingsresultaten hadden behaald. ‘De lokalo’s’, aldus Trouw, ‘hebben dat deels aan zichzelf te wijten’. Verdere naspeuringen maakten mij duidelijk waarom het woord me nu pas was opgevallen, en niet eerder. In 1994 bleek het slechts twee keer in de kranten te zijn gebruikt, in 1995 één keer en in 1996 helemaal niet. Ik hoop dat ik u niet verveel met enige frequentiegegevens, maar het is weleens aardig om te kijken hoe dat nou gaat, de opkomst van een nieuw woord, en de cijfers zijn nu eenmaal voorhanden. Ik vond één lokalo in 1997, maar opeens veertien in 1998 – niet zo vreemd als je bedenkt dat er toen ook verkiezingen zijn gehouden. Daarna zakte het weer even in: lokalo kwam vijfmaal voor in de kranten van 1999 en slechts tweemaal in 2000. Maar eind 2001 – in de opmaat naar de huidige gemeenteraadsverkiezingen – begint het woord ons om de oren te vliegen, namelijk vijftienmaal. De echte doorbraak volgt in de eerste maanden van dit jaar: 32 keer in krap tien weken. Vaker dan ooit, en veel prominenter dan voorheen, want niet verstopt in het grijs van de krantenkolommen, maar in vette letters in de kop. Daar was lokalo mij voor het eerst opgevallen en u waarschijnlijk ook. Er is nog iets aan de hand met lokalo. Aan het begin van de jaren tachtig was het even in de mode om woorden te maken die eindigen op een o. Denk bijvoorbeeld aan arro, bimbo, dombo, fatso, positivo, negativo en weirdo. Omdat het bij deze woorden steeds om een persoon gaat, en niet om een zaak, ging ik er meteen van uit dat met lokalo ‘lokale politicus’ werd bedoeld. Dat bleek echter niet het geval te zijn. Of, als u het precies wilt weten, tussen 1994 en 2000 werd lokalo vrijwel uitsluitend gebruikt in de betekenis ‘lokale politicus’, maar sinds een half jaar is dat veranderd in ‘lokale partij’. Dat is geen schokkend feit, maar als u een woord was, zou u ervan wakker liggen. De vraag is: hoe kan dat nou, dat zo’n woord opeens zo populair is en dat het ook nog een betekenisverandering heeft ondergaan? Achter die toegenomen populariteit moet u niet te veel zoeken. Kranten zijn dol op nieuwe woorden en ze mogen elkaar graag na-apen: wat in de ene krant geregeld de kop haalt, maakt grote kans dat in een andere krant ook te doen. En dat lokalo opeens voor ‘lokale partij’ wordt gebruikt, en nauwelijks meer voor ‘lokale politicus’ – ik denk dat we dat voor het grootste deel te danken hebben aan het verbluffende succes van de Leefbaar-X-partijen. Wat aanvankelijk leek op lokaal gehannes, dreigt opeens landelijk een politieke aardverschuiving teweeg te gaan brengen. Ik bedoel maar: die Fortuyn heeft nog meer op zijn geweten dat hij zelf beseft. Reacties en aanvullingen naar e.sanders@wkths.nl