Mensenpraat?
Praten vrouwen anders dan mannen? Over die vraag is de afgelopen honderd jaar veel te doen geweest. Ja, zei men aan het begin van de 20ste eeuw, vrouwen praten héél anders.
Zij gebruiken minder voegwoorden, ze hebben een veel kleinere woordenschat, ze houden niet van ingewikkelde zinnen, ze zijn dol op bepaalde versterkingswoorden (zoals ‘afschuwelijk’, ‘verschrikkelijk’ en ‘vreselijk’), zij mijden al te grove taal, en in het algemeen blijkt uit hun taalgebruik een grotere gevoeligheid. Bovendien zouden sommige bijvoeglijke naamwoorden vrijwel alleen door vrouwen worden gebruikt, beweerde de Nijmeegse taalkundige Jacques van Ginneken in 1917. Als voorbeelden gaf hij woorden als ‘allerliefst’, ‘honnig’, ‘doddig’, ‘schattig’, ‘snoezig’ en ‘verrukkelijk’.