Minimumvariant dienstenloket te beperkt
Na 28 december 2009 moet de droom van Frits Bolkestein over een soepel draaiende Europese interne markt voor diensten zijn uitgekomen. Vanaf dat moment zijn alle Europese lidstaten verplicht om aan de dienstenrichtlijn te voldoen. De doelstelling van de Europese dienstenrichtlijn is de Europese interne markt voor diensten te zuiveren van belemmerende factoren voor iedere Europeaan die een dienst wil aanbieden binnen de Europese lidstaten. De interne markt moet naar voren worden geschoven als de natuurlijke thuismarkt voor alle Europese dienstaanbieders.De dienstenrichtlijn bestaat grofweg uit drie hoofdverplichtingen waaraan alle lidstaten voor het einde van dit jaar invulling moeten geven. Ten eerste het screenen en aanpassen van belemmerende wet- en regelgeving. Ten tweede moet elke lidstaat zijn aangesloten op het Interne Markt Informatiesysteem (IMI), en ten derde moet elke lidstaat een ‘point of single contact’ hebben ingericht. Dit artikel zal zich richten op de ontwikkelingen van het ‘point of single contact’ zoals dit in Nederland wordt vormgegeven.Het inrichten van een ‘point of single contact’ krijgt in Nederland gestalte als het dienstenloket. Dit is een centraal digitaal loket dat ervoor moet zorgen dat bijvoorbeeld een Belgische horecaondernemer vanachter zijn computer alle relevante vergunningen in Nederland kan aanvragen als hij hier zijn dienst wil gaan aanbieden. De minister van Economische Zaken is politiek verantwoordelijk voor de implementatie van de gehele dienstenrichtlijn in Nederland en daarmee ook voor de inrichting van het dienstenloket. De minister heeft er, omwille van de korte implementatieperiode van drie jaar, voor gekozen om een minimumvariant van het dienstenloket te ontwikkelen. Een variant die verre van ideaal is, maar voldoet aan de verplichtingen die voortvloeien uit de richtlijn. De reden voor de ontwikkeling van deze houtje-touwtjevariant, waarbij gestreefd wordt naar de simpelste oplossing, is dat de risico’s voor een niet-tijdige implementatie worden beperkt. Het ministerie van Economische Zaken geeft aan dat het de minimumvariant beschouwt als een startvariant die na de implementatieperiode kan worden aangevuld met functionaliteit.De gevolgen voor gemeenten zijn bij de ontwikkeling van de minimumvariant van het dienstenloket beperkt. Veel gemeenten zijn in het kader van ontwikkelingen op het gebied van de e-overheid al bezig wet- en regelgeving te digitaliseren. Vaak stellen gemeenten, middels pdf-formats of elektronische formulieren, vergunningaanvraagformulieren al beschikbaar op hun gemeentelijke websites door productencatalogi bij te houden. Naast het op orde brengen van de productencatalogus moet deze worden aangesloten op Samenwerkende Catalogi. Dit is een tool die oorspronkelijk is ontwikkeld voor het binnen de overheid gehanteerde ‘no-wrong-door’-principe. Ten slotte moeten de gemeenten worden aangesloten op de losstaande berichtenbox van het dienstenloket. Deze dient met name voor het aanvragen en verlenen van vergunningen.Bij de minimumvariant blijven echter verschillende barrières bestaan die voor de buitenlandse ondernemers moeilijk te slechten zijn. Een daarvan is de taalbarrière. Gemeenten zijn niet verplicht om hun site in een andere taal aan te bieden dan in het Nederlands. Dit levert voor iemand uit een andere lidstaat vrijwel zeker problemen op. Een andere barrière bestaat op technisch vlak. Doordat het gebruik van elektronische formulieren niet verplicht is, zal iemand die een vergunning wil aanvragen in veel gevallen het aanvraagformulier moeten printen, handmatig moeten invullen en scannen. Vervolgens zal hij via de apart daarvoor ingerichte berichtenbox de aanvraag moeten doen bij de gemeente waarin hij een dienst wil aanbieden.Naast barrières voor dienstaanbieders is een bepaling in de dienstenwet opgenomen die druk uitoefent op de afhandeling van vergunningen door de gemeenten, de lex silencio positivo. Op grond van deze bepaling moet worden geregeld dat een vergunning geacht wordt te zijn verleend indien er binnen de beslistermijn geen beslissing op een aanvraag is genomen (beschikking). Met name voor gemeenten waar veel vergunningen worden aangevraagd, is het, gelet op deze bepaling, van groot belang dat het dienstenloket optimaal aansluit op de organisatieprocessen van de gemeenten. Dit is bij de implementatie van de minimumvariant van het dienstenloket niet het geval.Bij de minister van Economische Zaken ontbreekt een visie op het te bereiken einddoel van het dienstenloket. Wanneer is het dienstenloket in Nederland klaar? Hoe ziet dit loket er dan uit? Welk niveau van dienstverlening moet met dit loket worden behaald? Dit zijn allemaal vragen waarop nog geen antwoorden bekend zijn.Naast het ontbreken van dit einddoel is ook niet duidelijk welke stappen moeten worden gezet om een einddoel te bereiken. Wanneer alle partijen zijn aangesloten op het dienstenloket en Nederland voldoet aan de verplichtingen die voortvloeien uit de dienstenrichtlijn, vervalt voor gemeenten de verplichting om mee te werken aan het doorontwikkelen, het verbeteren van het dienstenloket.Onduidelijk is op welke manier de gemeenten worden bewogen om medewerking te verlenen. Ten aanzien hiervan zijn vragen relevant als: