Nieuwe EU-dienstenrichtlijn dwingt e-overheid tot andere prioriteiten
De implementatie van de dienstenrichtlijn schrijft namelijk voor dat buitenlandse bedrijven alle formaliteiten en procedures met nationale lidstaten via een digitaal loket (of Points of Single Contact: PSC) kunnen afhandelen. Dit digitale loket moet voor eind 2009 zijn gerealiseerd.
Op nationaal niveau is binnen de bestaande plannen voor de e-overheid tot nu toe weinig rekening gehouden met de dienstenrichtlijn. Het zal er dus naast of bij moeten. Huidige prioriteiten moeten daarom wellicht worden herzien. Daar ligt ook een kans. De dienstenrichtlijn verschaft de e-overheid namelijk een dwingend kader om bestaande programma’s en voorzieningen van de e-overheid in te zetten voor een concrete verbetering van overheidsdienstverlening.
In Europa zijn afspraken gemaakt over open grenzen voor personen, goederen, diensten en kapitaal. Wie met de auto tijdens vakantie naar het buitenland gaat, merkt dat de grenscontroles inderdaad zijn verdwenen. Wie echter probeert om in een ander land een dienstverlenend bedrijf op te zetten, stuit op allerlei juridische en administratieve barrières. Aangezien dienstverlening een krachtige motor is voor de Europese economie, probeert de Europese Unie met de eind 2006 aangenomen dienstenrichtlijn een eerste stap te zetten tot vereenvoudiging van grensoverschrijdende dienstverlening. Het digitale loket dat iedere lidstaat moet inrichten vervult daarbij een centrale rol (zie kader). Dit loket (het mogen ook loketten zijn) moet in ieder geval de informatie en de formaliteiten van een nationale overheid die betrekking hebben op buitenlandse dienstverleners, langs elektronische weg ontsluiten en toegankelijk maken.
Café
Hoe moet het straks gaan werken? Een voorbeeld. Een buitenlandse horecaondernemer die in Amsterdam een café wil openen, kan via de landelijke website van het Nederlandse digitaal loket te weten komen welke vergunningen hij allemaal nodig heeft. Vervolgens wendt hij zich tot de gemeente, die al dan niet via één (digitaal) intakeformulier de benodigde informatie voor de formaliteiten verzamelt. Vervolgens wordt de vergunning opgemaakt en langs digitale weg verzonden naar de desbetreffende ondernemer.
Uit het voorbeeld moge duidelijk worden wat het digitale loket aan gevolgen met zich meebrengt:
• De loketfunctie Landelijk zal een digitaal loket moeten worden opgezet, waar buitenlandse bedrijven algemene informatie moeten kunnen vinden en hun formaliteiten moeten kunnen afhandelen. Het lijkt onwaarschijnlijk dat dit loket in zijn geheel digitaal kan functioneren. Er zullen immers altijd complexe vragen worden gesteld waar menselijke intelligentie bij is vereist.
• Het identificeren en autoriseren van bedrijven Voor het aanvragen van informatie zullen bedrijven zich niet hoeven te identificeren. Voor het kunnen afhandelen van formaliteiten (inschrijvingen, vergunningen, verklaringen) zal dit wel het geval moeten zijn. De vraag is hoe dit zal gaan verlopen, aangezien er op dit moment nog geen DigiD voor bedrijven is en er Europabreed ook nog geen digitale identiteit voor bedrijven in de maak is.
• Het verstrekken van informatie De richtlijn schrijft een aantal categorieën informatie voor, dat elektronisch moet worden aangeboden. Veelal gaat het hier om adresgegevens en verwijzingen. Er zal echter ook inzicht moeten worden geboden in de procedures en formaliteiten die buitenlandse ondernemers moeten doorlopen. Dat is iets ingewikkelder. In eerste instantie lijkt men te kunnen volstaan met het aanbieden van digitale informatie over wetgeving en subsidies. Op termijn zal hier echter ook decentrale regelgeving aan moeten worden toegevoegd.
• Het afhandelen van formaliteiten Voor het afhandelen van formaliteiten zal een buitenlands bedrijf in de regel te maken hebben met bevoegde instanties binnen de Nederlandse overheid (gemeenten, uitvoeringsorganisaties). Deze zullen moeten gaan werken met zaken als elektronische formulieren en elektronische akten. In de praktijk is een grote variëteit zichtbaar in de mate waarin decentrale organisaties hiertoe in staat zijn.
• Controle van bedrijven Lidstaten moeten kunnen controleren of buitenlandse bedrijven wel bonafide zijn, alvorens ze toegang te verschaffen. Hiervoor ontwikkelt de Europese Commissie een systeem, het Internal Market Information System (IMI). Idealiter wordt in Nederland het Nieuwe Handelsregister hierop aangesloten. De aansluiting zal binnen andere EU-landen waar geen centrale bedrijvenregisters aanwezig zijn, nog wel eens tot problemen kunnen leiden.
Twee sporen
De reikwijdte van het digitale loket van de dienstenrichtlijn is dus aanzienlijk. Implementatie van het digitale loket in de Nederlandse context binnen de gestelde termijn is een grote uitdaging. Daarbij lijken twee sporen voor de hand te liggen. Ten eerste het centrale spoor. Dit richt zich op het definiëren van het ontwerp van het concept van het digitale loket. Dit bestaat uit een visie op het dienstverleningsconcept voor de buitenlandse ondernemer, de processen, de informatiearchitectuur, met de daarbij behorende standaarden en te (her)gebruiken bouwstenen van de e-overheid, zoals het bedrijvenloket.
Ten tweede het decentrale spoor. Dit bestaat uit het aansluiten van processen en systemen binnen decentrale organisaties op het landelijke loket, zodat gestroomlijnde dienstverlening aan buitenlandse bedrijven mogelijk is. De decentrale organisaties hebben hierbij hun eigen verantwoordelijkheid. Voor wat betreft de implementatie van de dienstenrichtlijn ligt hier zonder meer de grootste uitdaging. Een aantal inhoudelijke aandachtspunten is van belang:
• Voldoen aan de wet of de ondernemer helpen? De richtlijn stelt een aantal eisen, zoals het aanbieden van informatie over de te volgen procedures. Het heeft weinig zin alle procedures voor het verkrijgen van vergunningen op internet te zetten zonder adequate toelichting of een mechanisme voor zoeken. Bij het ontwerp van het digitaal loket zal dus voordurend het gezichtspunt van de ondernemer moeten worden meegenomen.
• Het aanbod bepaalt de vraag in plaats van andersom. In de regel wordt een ICT-voorziening ontworpen voor een bestaande vraag of behoefte. Bij de dienstenrichtlijn is dit niet het geval. De Europese Commissie hoopt juist door het aanbod van alle nationale digitale loketten de vraag van en naar buitenlandse dienstverleners te stimuleren. Dit maakt het lastig ontwerpen. De ‘klant’ is namelijk niet zonder meer bekend.
• Hoog of laag ambitieniveau? Tot slot, welk ambitieniveau wil Nederland hanteren? Wordt het loket voor de dienstenrichtlijn ook de maatstaf voor het Nederlandse bedrijfsleven? Wat gaat het buitenland doen? Wil Nederland in Europa een bestpractice vormen of is het genoeg als wij ‘volgend’ zijn? Wat is voor het Nederlandse bedrijfsleven het aantrekkelijkst?
Hefboom
Een stuurgroep is opgezet bestaande uit de secretarissen-generaal van de ministeries van EZ, BZK en Justitie. Het ministerie van EZ coördineert de implementatie. Belangrijke vraag daarbij is of het voldoende is om bestaande programma’s en projecten van de e-overheid af te stemmen op de eisen van de dienstenrichtlijn. Gegeven de resultaatsverplichting van de dienstenrichtlijn zal deze centrale coördinatie in ieder geval voldoende doorzettingsmacht moeten hebben.
De laatste jaren staat Nederland vaak kritisch tegenover Europa. Het zou echter jammer zijn de dienstenrichtlijn als een juridisch ‘moetje’ te interpreteren. Het dwingend kader van de dienstenrichtlijn creëert een duidelijke stip op de tijdshorizon en biedt de mogelijkheid tot het aanbrengen van focus en prioriteiten binnen bestaande programma’s en projecten van de e-overheid. Op deze manier kan de dienstenrichtlijn als een hefboom werken voor de e-overheid.
Drs. E.J. Mulder (e.j.mulder@hec.nl) en drs. N. Ducastel zijn beiden werkzaam binnen de Unit Europa van Het Expertise Centrum (HEC) te Den Haag.Drie artikelen