Overslaan en naar de inhoud gaan

Outsourcing biedt nieuwe kansen

Agenda moet karakter van programma krijgen
Carriere
Shutterstock
Shutterstock

De huidige NOAG-i is een herkenbare ‘taxonomie’ van onderzoeksthema’s en formuleert drie ambities (talentontwikkeling, verbetering interactie en multidisciplinariteit, publiek-private samenwerking ter bevordering van kennistransfer). In het licht van de tweede en derde ambitie is het een uitstekend initiatief om de nieuwe NOAG-i te ontwikkelen op basis van een publieke discussie. Een eerste reactie. De vraag of de huidige lijst van gebieden voldoende richtinggevend is, impliceert dat het maken van een lijst op zich richting (focus) geeft. De huidige lijst omvat echter min of meer het hele informaticagebied en zal dus in die vorm nauwelijks richtinggevend zijn. Bovendien is het onduidelijk hoe de agenda wordt gebruikt: welke mechanismen gebruiken de agenda, en hoe, om inderdaad bij te dragen aan de geformuleerde ambities? Het benoemen van thema’s heeft wel een belangrijke functie in het verbeteren van de communicatie en interactie tussen informatica en andere disciplines, en tussen informatica en toepassingsgebieden. Hoe beter die interactie is, hoe beter de daaruit ‘autonoom’ groeiende onderzoeksprioriteiten zijn toegesneden op de vraagkant. Zie ook de Visie 2003 van het ICT-Forum. Gezien de grote samenhang tussen informatica en communicatietechnologie verdient het aanbeveling om de thema’s te benoemen voor dit hele gebied, en niet alleen voor de informatica. De benoeming van herkenbare thema’s moet het communiceren over informatica, doelen en prioriteiten vergemakkelijken. Rond die thema’s kunnen specifieke activiteiten worden georganiseerd (projecten, seminars, prijzen, presentaties). Zweven De huidige NOAG-i zweeft een beetje tussen de ‘wetenschappelijke’ insteek en die vanuit de strategische en toepassingsgerichte optiek. Het rubriceren en agenderen van onderzoeksgebieden helpt weinig om het vrije, generieke en meer fundamentele onderzoek te beschermen en te ondersteunen, of de financiering daarvan te versterken. Het generieke onderzoek, dat zich moeilijk in vakjes laat vangen, moet voor een belangrijk deel vanuit de eerste geldstroom worden bekostigd. De wijze waarop de universiteiten het geld verdelen kan potentieel onvoldoende recht doen aan het belang van het generieke onderzoek. Die mechanismen, en het probleem van de ‘matching’ in de informatica, moeten expliciet worden geanalyseerd en geadresseerd. De onderzoeksagenda zou zich inhoudelijk vooral moeten richten op de sturing van de tweede en derde geldstroomfinanciering die door hun aard en doelstellingen zijn gericht op meer strategisch en toepassingsgericht onderzoek. De agenda zou wat mij betreft dan ook meer het karakter van een programma moeten krijgen. De eerstgenoemde ambitie, talentontwikkeling, is natuurlijk geen typische informatica-doelstelling. Wel speelt juist bij informatica het gebrek aan een voldoende stevig fundament een zwaardere rol dan in andere disciplines. Er moeten specifieke doelen worden opgenomen ten aanzien van de relatie onderzoek en onderwijs. Ook dat wijst in de richting van een programma. Bij de (te) korte aanduiding van de veranderende omgeving van het onderzoeksveld wordt gewezen op de trend van outsourcing. Protectionisme is natuurlijk de dood in de pot, en bovendien uitstel van executie. Juist de outsourcingontwikkeling biedt nieuwe kansen en uitdagingen voor het versterken van onderzoek dicht bij en in innige dialoog met de markt. En voor een verstevigde basis in fundamenteel onderzoek, als voedingsbron voor nieuwe vindingen en toepassingen, en essentieel voor opleidingen van topkwaliteit. Natuurlijk moet het competitie-element bij het verkrijgen van financiering (subsidie klinkt mij te charitatief) voor onderzoek in stand blijven. Maar er moet goed naar de criteria (wat is het beste onderzoek?) en naar de voorwaarden van projectfinanciering worden gekeken om zwaartepuntvorming te bevorderen en om de bureaucratische last te minimaliseren. Een verschuiving is nodig van een beoordeling van (vaak zeer) uitgebreide voorstellen vooraf naar een beoordeling van het bereikte resultaat achteraf, en die vervolgens weer gebruiken als een parameter in de toekenning van geld voor vervolg- of nieuwe projecten. Competitie moet ook niet zo ver worden doorgevoerd dat het honoreren van aanvragen het karakter krijgt van een loterij met onvoorspelbare uitkomst, waardoor het voor onderzoeksgroepen vaak onmogelijk wordt om een samenhangend programma tot stand te brengen. Samenwerking van onderzoeksscholen (bijvoorbeeld door een virtuele ‘koepel’) lijkt een goed idee, maar de poging van de drie TU’s om een gezamenlijk virtueel onderzoeksinstituut op te zetten blijkt op veel weerstanden te stuiten. Het hele fenomeen onderzoeksschool zou daarom eens goed tegen het licht gehouden moeten worden: wat wilden we daar ook weer mee bereiken, en is dat gelukt? Hoe kan het beter? AUTEUR: Paul ’t Hoen Paul ’t Hoen is voorzitter van het ICT-Forum.Agenda uitbreiden tot hele ICT In het artikel van Paul Klint wordt een groot aantal vragen opgeworpen omtrent de vernieuwing van de Nationale Onderzoeksagenda voor Informatica. Op een aantal van die vragen wil ik ingaan. Allereerst is het van groot belang hoe het ICT-regie-orgaan vorm zal krijgen. Het zou heel slecht zijn als dit alleen maar nog een loket, nog een subsidievorm, nog een procedure zou toevoegen aan het subsidielandschap. Essentieel is het, te komen tot minder subsidie-instrumenten en eenvoudiger procedures, om de enorme overhead die het verwerven van geld om onderzoek te kunnen doen met zich meebrengt, terug te kunnen brengen. Verder is de sleutel tot bloei van het informatica-onderzoek de vergroting van het volume (natuurlijk onder behoud van de huidige kwaliteit). Het is al veel vaker gesteld: de omvang van het informatica-onderzoek die recht doet aan de maatschappelijke impact en de studentenaantallen is ruwweg het dubbele van de huidige omvang. Dit moet bereikt worden door een toename van de eerste, de tweede én de derde geldstroom. Het geeft helemaal niet dat er extra stimulansen komen voor het toegepast onderzoek, zolang er tegelijkertijd ook maar extra gelden komen voor het fundamentelere langetermijnonderzoek. Zo staan in de derde geldstroom extra aardgasgelden voor het toepassingsgerichte Freeband-programma en extra aardgasgelden voor het fundamentelere Bricks-programma. En tegelijkertijd moet ook de eerste geldstroom versterkt worden: aan veel universiteiten heeft informatica zijn in mijn ogen rechtmatige omvang in relatie tot de andere disciplines nog niet bereikt; daar zijn herverkavelingsoperaties noodzakelijk. Talentontwikkeling van jongere onderzoekers is belangrijk, maar we moeten dit bereiken door extra posities te creëren, niet door oudere onderzoekers eerder te laten uitstromen. Update Dan verder over de NOAG-i zelf. Ik ben van mening dat de agenda de afgelopen jaren uitstekend heeft gewerkt, en dat een update in de komende jaren ook heel goed kan werken. NWO heeft de agenda gebruikt voor de verdeling van stimuleringsprogramma’s en de indeling van het onderzoek. De agenda heeft een kader gegeven voor de ontwikkeling van het vakgebied. We moeten daarom veel aandacht besteden aan de nieuwe versie, en het is goed daar een brede discussie over te voeren. Over het algemeen is de agenda nog steeds goed bruikbaar, al moeten alle beschrijvingen van de gebieden aangepast worden. Het lijkt me een goede zaak om de agenda uit te breiden tot de hele ICT, dus inclusief het gebied TMH (Telematica, Micro-electronica, Hardware). Een gebied dat zeker binnen de ICT valt, en slechts deels binnen de informatica is ‘Netwerken’. Een gebied dat toegevoegd zou moeten worden is ‘Security’. Dit gebied ontwikkelt zich tot een eigenstandige specialisatie aan verschillende universiteiten, en staat in het brandpunt van de publieke belangstelling. Verder zou ik de gebieden MSV (Modelling, Simulation en Visualisation) en AFM (Algorithms en Formal Methods) samenvoegen tot een nieuw gebied SSVV (Specificatie, Simulatie, Visualisatie en Verificatie). Dit gebied is steeds belangrijker voor andere wetenschappen en de ingenieurspraktijk. Immers, we zien dat steeds meer processen en systemen in de computer gemodelleerd worden. Het gaat om de weersontwikkeling in een bepaald gebied, het verloop van een chemische reactie, de productie van glas, de stroming van water, de belichting van siliciumschijven, het gedrag van grenslagen op atoomschaal of het gedrag van een complex softwaresysteem. Voor het ontwerp of de analyse van dergelijke processen of systemen zijn de informaticagebieden SSVV gezamenlijk essentieel. Als we dit doen, verdient het aanbeveling een apart gebied FI (Fundamentele Informatica) toe te voegen. Ik sluit af met wat losse opmerkingen. We moeten niet proberen outsourcing tegen te gaan, maar proberen de nieuwe mogelijkheden die dat ons biedt te gebruiken. Immers, om outsourcing goed te laten verlopen is betere aansturing vanuit Nederland zeer gewenst, en dient contractueel beter te worden vastgelegd welke taak uitbesteed wordt, en hoe wordt vastgesteld dat de taak goed is uitgevoerd. Op het gebied van requirementsanalyse en acceptatietesten valt hier nog heel wat te doen. Tenslotte, we hebben als discipline de pr-functie de afgelopen jaren verwaarloosd. Het is goed als iedereen, op alle niveaus, beter zijn best doet in de openbaarheid te treden en zijn vak uit te dragen. Het Informaticaonderzoek Platform Nederland kan hier een aanjagersrol vervullen. AUTEUR: Jos Baeten Prof.dr. Jos Baeten is als hoogleraar Formele Methoden verbonden aan de TU Eindhoven.‘Globale markt erkennen’ Het artikel van Paul klint over de onderzoeksagenda geeft aan dat het outsourcen van ICT-diensten een diepte-investering vergt om ons kennis- en welvaartsniveau op de lange termijn te kunnen garanderen. Het afremmen van outsourcing zal niet lukken, het is dus verstandig de realiteiten van de globale markt te erkennen en erop te anticiperen door nieuwe expertise op te bouwen die juist het toepassen van outsourcing bevordert en daar extra waarde mee kan genereren. Geld kan men ook maar één keer uitgeven. Als het softwareontwikkelwerk naar India wordt gebracht, kan men met dat geld twee dingen doen: er meer software voor laten maken of de kwaliteit ervan verhogen. Offshore ontwikkelen is al jaren een discussiepunt en velen zullen gedacht hebben dat het zo’n vaart niet zou lopen. Ze begrijpen het daar toch niet zoals we het hier begrijpen, je moet alles helemaal testen anders weet je niet zeker of het wel werkt, en het is ook veel te ver weg om even te overleggen over interpretatieverschillen in het ontwerp. Al die argumenten kloppen wel, maar zijn niet relevant: met e-mail en telefoon- of videoconferencing los je de lopende vragen op, alles testen is helemaal geen nieuw aspect aan softwareontwikkelingen en dat ze onze ontwerpen niet zouden begrijpen ligt vooral aan hoe we die maken: niet erg geschikt voor overdracht naar een buitenstaander. Het outsourcen van computersystemen in productie is gemeengoed en daar spelen precies dezelfde aspecten. De reden voor het willen outsourcen is simpel: dat doet men als de prijs/prestatieverhouding van een outsourcingaanbieder veel hoger is dan men zelf ooit kan leveren. Diezelfde reden is van toepassing bij de ontwikkeling van het computersysteem. Kwaliteit Met de lage kosten van ontwikkelen kan men nog iets doen wat hier in het Westen eigenlijk niet kan: de kwaliteit van het softwareontwikkelproces verhogen. Nederlandse bedrijven halen - als ze zich stevig inspannen - CMM-level 2 (‘repeatable’), wat betekent dat ze de ontwikkelprestaties herhaalbaar hebben ingericht. CMM-level 3 (‘defined’) komt weinig voor in Nederland omdat het een constante inspanning vereist om het ontwikkelproces te definiëren en elk project te bewaken dat daarvan gebruikmaakt. CMM-level 4 (‘managed’) en CMM-level 5 (‘optimized’) zijn zo kostbaar om uit te voeren dat alleen grote softwareontwikkelbedrijven zich deze inspanning kunnen veroorloven maar het niet doen omdat de kostprijs die er het gevolg van is ze uit de markt prijst. Daar komt offshoreontwikkeling om de hoek kijken, want samen met de enorme verlaging van de ontwikkelkosten wordt het mogelijk om de kwaliteit spectaculair te verhogen. Dat zou voor offshoreontwikkeling nog wel eens een veel betere argumentatie kunnen worden dan het verlagen van de kosten, vooral omdat de software die in de komende jaren ontwikkeld moet worden in onze contreien als basale trend heeft dat het ingewikkelder wordt, complexer is en onderhoudbaarder moet zijn. Dat zijn allemaal kwaliteitsaspecten. De bouwkosten zijn zoveel lager in India dat het bouwproces op CMM-level 5 gezet kan worden. Al het extra werk dat gedaan moet worden om op niveau 5 te werken is haalbaar, want het bouwen zelf is goedkoop genoeg. Dan komt de werkelijke uitdaging voor de westerse ICT-industrie meteen in beeld: zodanig ontwerpen dat het ontworpen systeem met extreem hoge kwaliteit elders gebouwd kan worden. Niet voor minder kosten, maar vanwege een veel hogere kwaliteit. Het ontwerpen moet dan natuurlijk ook op hoog niveau gedaan worden. Het ontwerpen was in de CMM-wereld eerst een apart onderwerp. Inmiddels brengt CMMI (Capability Maturity Model Integration Framework) het ontwerpen en bouwen bij elkaar. Onder anderen Birgit Klomps en Tommes Snels, twee top-software-engineers, zijn bezig Centred Design - Distributed Delivery (CDDD) uit te werken, waarbij een hoog CMM-niveau voor het ontwerpen wordt nagestreefd. In deze aanpak krijgt ‘rightshoring’ een duidelijke plaats: je doet de dingen op de juiste plaats en maakt gebruik van de voordelen van offshoring in plaats van te kijken naar bedreigingen voor onze maatschappij. Daarvoor is het nodig dat we ons in het Westen concentreren op ‘centred design’ en op hoog niveau gaan ontwerpen, zodat ‘distributed delivery’ (het op hoog niveau elders bouwen) mogelijk wordt. Met behoud van de grote voordelen die iteratieve aanpakken als RUP ons bieden, want zelfs als het ver weg wordt ontwikkeld moet het toch in snelle stappen klaar zijn. Dan is offshore ontwikkelen op zich niet meer zo’n grote bedreiging voor de ICT-industrie, want ook al zal men het ontwikkelwerk zien verschuiven van hier naar daar, er komt hier direct ander werk voor in de plaats. Behalve dan voor die bedrijven die het alleen maar gaat om zo goedkoop mogelijk bouwen en de kwaliteitsverbetering laten liggen. Dat gedrag zal een paar jaar iedereen in de weg zitten, totdat duidelijk is dat je met goedkope ontwikkeling van een niet goed passende oplossing ook weinig winst kunt behalen. AUTEUR: Mark C Hoogenboom Mark C Hoogenboom is senior-ICT-beleidsmedewerker bij de provincie Groningen. Dit artikel is op persoonlijke titel geschreven (M@rk.nl).

Lees dit PRO artikel gratis

Maak een gratis account aan en geniet van alle voordelen:

  • Toegang tot 3 PRO artikelen per maand
  • Inclusief CTO interviews, podcasts, digitale specials en whitepapers
  • Blijf up-to-date over de laatste ontwikkelingen in en rond tech

Bevestig jouw e-mailadres

We hebben de bevestigingsmail naar %email% gestuurd.

Geen bevestigingsmail ontvangen? Controleer je spam folder. Niet in de spam, klik dan hier om een account aan te maken.

Er is iets mis gegaan

Helaas konden we op dit moment geen account voor je aanmaken. Probeer het later nog eens.

Maak een gratis account aan en geniet van alle voordelen:

Heb je al een account? Log in

Maak een gratis account aan en geniet van alle voordelen:

Heb je al een account? Log in