Regieorgaan krijgt weinig armslag voor loodzware innovatietaak
Centraal in de plannen staat het Kabinetsbesluit tot oprichting van een Regieorgaan ICT-onderzoek en -innovatie. Het Regieorgaan krijgt een stevige opdracht mee: het ICT-onderzoek versterken en daarin focus en ‘kritische massa’ aanbrengen. Tevens moet het Regieorgaan zorgen voor een betere internationale inbedding en een betere benutting van het ICT-onderzoek. Niet toevallig allemaal ‘zwakke punten in de Nederlandse ICT-kennisketen’, zoals het Actieplan in de analyse van de huidige Nederlandse positie constateert. Een beetje zwartepietenspel, meent professor Paul Klint, voorzitter van het Informaticaonderzoek Platform Nederland (IPN), dan ook. "Het Regieorgaan krijgt de loodzware taak om problemen op te lossen die EZ en OC&W zelf niet konden oplossen." Agenda Een belangrijke rol in het Kabinetsbesluit speelt de nationale, dynamische agenda voor ICT-onderzoek & innovatie die het Regieorgaan moet vaststellen en uitvoeren. Paul ’t Hoen, voorzitter van het ICT-Forum dat meedacht over het Regieorgaan en waarschijnlijk een rol gaat spelen in de Raad van Advies die de directie en het bureau van het Regieorgaan van input moet voorzien, meent dat het begrip agenda ruim moet worden opgevat. "Bij EZ willen ze dat zo veel mogelijk vastleggen, maar het moet geen planeconomie worden. Dus geen vast omlijnde doelen met een tijdpad, maar onderzoeksrichtingen. Een landkaart met verschillende Regieorgaanroutes die ruimte laat voor het vrije spel van krachten. Er moet ruimte blijven voor fundamenteel en strategisch onderzoek." Ook Klint denkt pragmatisch. "Er bestaat al een Nationale Onderzoeksagenda voor Informatica. Voor de andere sectoren bestaan ook van dergelijke programma’s. Niet die aan elkaar en je hebt een voorlopige nationale agenda." De taakstelling van het Regieorgaan is fors, de middelen waarover het Regieorgaan directe zeggenschap krijgt zijn echter beperkt. Alleen over specifiek voor ICT-onderzoek bestemde middelen uit de tweede en derde geldstroom krijgt het Regieorgaan directe zeggenschap. Het gaat dan om geld dat NWO en STW nu uitgeven aan bijvoorbeeld de hefboomregeling en programma’s als Progress en Jacquard en een aantal subsidies van Economische Zaken. In totaal gaat het om 14,57 miljoen euro per jaar op een totaal van naar schatting 270 miljoen euro die jaarlijks aan ICT-onderzoek wordt uitgegeven. Daarbovenop komt 15 miljoen euro extra geld voor de komende twee jaar dat het Regieorgaan als ‘startgeld’ van EZ en NWO krijgt. "Je moet je zegeningen tellen", meent ’t Hoen. "In het Actieplan wordt echter een tekort aan onderzoekers en publieke onderzoekscapaciteit gesignaleerd, maar er worden geen conclusies aan verbonden. De ter beschikking staande middelen zijn bij lange na niet voldoende om dat structureel aan te pakken." Aanwas Ook Klint meent dat deze plannen geen structurele oplossing bieden om de onderzoekscapaciteit te vergroten. "Het gaat niet alleen om geld, maar ook om de aanwas. Een steeds groter deel van de studenten en promovendi bestaat uit buitenlanders die na verloop van tijd weer vertrekken." Hoewel het Actieplan en het kabinetsbesluit samen zestig pagina’s tellen, moet de werkelijke invulling van het Regieorgaan-voorstel nog worden ingevuld in een convenantoverleg tussen EZ en OC&W als eindverantwoordelijke departementen en NWO als bestuurlijk verantwoordelijke en faciliterende organisatie. Het ICT-Forum mag ook aan de gesprekken deelnemen. Een groot deel van de uitvoering van de regelingen kan wat ’t Hoen betreft wel bij NWO en Senter blijven. "Er moeten geen loketten bijkomen. Zij hebben daar bureaus voor die dat goed doen. Alleen de opdrachtgever verandert. Bovendien, als die organisaties die taken gedwongen af moeten staan, kunnen de convenantbesprekingen wel een paar jaar duren." Nederland-ICT is blij met de stappen die nu gezet worden, aldus Dirk van Roode. "Financieel kan het Regieorgaan misschien nog geen grote invloed uitoefenen, maar de belangrijkste taak is het coördineren van het onderzoek en het samenbrengen van vraag en aanbod. Nederland voldoet niet aan de 3 procents-norm die ‘Lissabon’ stelt. Tweederde daarvan moet volgens die norm van de kant van de bedrijven komen. Als die bedrijven eenvoudiger bij de onderzoekers aan kunnen kloppen, met name voor productontwikkeling, zulllen zij ook meer in R&D investeren."