Softwarelicenties niet klaar voor virtualisatie
Nick van der Zweep, director of Virtualization and Utility computing van HP, is de laatste tijd regelmatig geconfronteerd met de beperkingen van de huidige licentiemodellen. "Bij sommige leveranciers maakt het niets uit. SAP licentieert bijvoorbeeld per gebruiker. Of je de software zelf nu op één server zet of op tien, dat maakt ze niet uit. Maar er zijn andere bedrijven die licentiëren op processorkern (core), op processor of op CPU en dat kan grote beperkingen opleveren." HP biedt zijn zogeheten utility-modellen voor databases en voor applicatieservers apart van elkaar aan, omdat de licentiemodellen van BEA en Oracle niet te combineren zijn in virtualisatieomgevingen. "Als je bijvoorbeeld een BEA-applicatieserver en een Oracle-database op één doos zet in elk hun eigen partitie, maar de omvang van die partities is flexibel, dan krijg je een licentienachtmerrie. Oracle zal immers betaald willen worden voor het maximum aan verwerkingskracht." Voor zijn SASU-aanbod (de applicatieserver-utility die HP met BEA heeft ontwikkeld) heeft HP zijn servers weten op te delen in meerdere BEA WebLogic-instanties, terwijl er per server maar één BEA-licentie nodig is. Bedrijven als HP moeten zich dus in bochten wringen om het licentieprobleem enigszins te verzachten. "Het ideaalbeeld van virtualisatie is één grote flexibele pool van hulpbronnen. Nou, maak je borst maar nat! Voor hoeveel van die hulpbronnen moet ik Oracle licentiëren als elke willekeurige CPU in het datacenter ooit voor Oracle ingeschakeld zou kunnen worden? Volgens hun huidige beleid zou dat élke CPU in het rekencentrum zijn!" Bedrijven die momenteel nadenken over of werken aan een implementatie van virtualisatietechnologie, vooral als ze daarbij nieuwe machines met dual-core- of multicore-processors inschakelen, moeten zich zo snel mogelijk afvragen wat het effect daarvan zal zijn op hun licentiekosten, stelt licentie-analist Alvin Park van Gartner. Het kan ook zijn dat hun softwaregebruik niet langer aan de voorwaarden van hun bestaande licentiecontracten voldoet. "Als softwarecontracten aan vernieuwing toe zijn, moeten bedrijven altijd gebruik maken van de gelegenheid om de voorwaarden van dat contract ter discussie te stellen, om de kans op een stijging van de licentiekosten te verkleinen." Duidelijkheid In ieder geval moeten leveranciers zich uitspreken over hoe ze met virtuele machines omgaan. Als op een server met vier processors zeven virtual machines draaien, kost dat dan zeven processor-licenties of maar vier? De schermutselingen rond de beprijzing van dual-core en multicore-processors maakt de zaak er niet eenvoudiger op - ook niet voor de leveranciers. In december kwam Oracle bijvoorbeeld schoorvoetend met de beslissing, dat per processorkern niet langer de prijs betaald hoeft te worden die tot dusver geldt voor een enkelkernige processor - elke kern wordt nu gezien als driekwart van een processor, als het gaat om PowerPC-gebaseerde systemen. Voor AMD- of Intel-chips geldt een factor 0,5 en voor de nieuwe UltraSparc T1 een factor 0,25. Als het om virtualisatie gaat, is Microsoft een verhaal apart. Het bedrijf kondigde in oktober een relatief vooruitstrevende aanpassing van zijn licentiebeleid aan. Microsoft licentieert zijn op processorbasis gelicentieerde software voortaan per ‘virtuele processor’ in een virtuele besturingssysteemomgeving, en per fysieke processor in een fysieke besturingssysteemomgeving. Complicatie Dat verlaagt volgens Gartner wel de kosten voor gebruikers die minder virtuele machines hebben draaien dan het aantal fysieke processoren in een server, maar verhoogt ze voor gebruikers die dat aantal overschrijden. Park vindt dat Microsoft nog veel flexibeler moet worden met zijn licentiëring in virtualisatieomgevingen. Van der Zweep denkt dat er nog heel wat gesleuteld moet worden aan licentiemodellen. In zijn contacten met leveranciers brengt hij die boodschap wel over, maar de echte druk moet van de klanten komen, denkt hij. "Softwarebedrijven zijn natuurlijk volledig afhankelijk van hun licenties, dus ik begrijp hun houding wel een beetje." Alle software per gebruiker afrekenen, naar het voorbeeld van SAP, is geen optie, maar de leveranciers zouden volgens hem tenminste wat fundamentele aanpassingen kunnen doen. "Er zijn softwarebedrijven die over de verplaatsing van hun software van de ene op de andere - precies gelijke - machine nu al moeilijk doen. Dan moet je een brief schrijven en aantonen dat je de software op de oude machine hebt vernietigd en dan moet je alsnog administratiekosten betalen. Maar met virtualisatie loopt diezelfde software eerst hier en dan daar. Dan gaat dat soort licentiepraktijken wel erg wringen." Wat is eigenlijk virtualisatie? Virtualisatie is het samenvoegen en indelen van IT-hulpbronnen op zodanige wijze dat de fysieke aard en afbakeningen van die hulpbronnen voor de gebruikers verborgen worden. In de simpelste vorm worden twee servers er één, of andersom. Bijna alles is inmiddels te virtualiseren. Een grote server is in partities van flexibele afmetingen op te delen, zodat bij piekbelastingen onderling geschoven wordt met capaciteit. Servers zijn aan elkaar te knopen en via een virtualisatielaag als VMware te voorzien van virtuele machines met verschillende besturingssystemen, die al naar gelang de beschikbare capaciteit een plekje innemen in het netwerk - als ware het een mobiele werkplek. Zelfs eindgebruikersapplicaties zijn met bijvoorbeeld software van Altiris of Softricity te virtualiseren en daarmee makkelijker te verplaatsen. Het belangrijkste doel van virtualisatie is een betere benutting van de beschikbare hardware- en softwarecapaciteit - vaak gecombineerd met server-consolidatie. Ook het verminderen van de beheerinspanningen is een winstpunt van virtualisatie. Schuiven met verwerkingscapaciteit wordt op deze manier immers enigszins geautomatiseerd.