Twist over virtualisatie-standaard
Zowel XenSource als VMware werken daarnaast aan het opkrikken van de prestaties van hun virtualisatiesoftware. De kracht van de virtuele systemen daalt bij een al te grote toename van het aantal ‘hardware interrupts’.
Aanpassingen in de kernels van te virtualiseren besturingssystemen zijn een manier om deze prestatiedrempels op te lossen. Dat is wat XenSource doet. Het baseert zich op de open-sourcetechniek Xen, waarmee bijvoorbeeld Linux-kernels snel zijn aan te passen en die zo aardige prestaties weten te halen.
VMware doet het met een tussenlaag, wat onder bepaalde condities tot performanceverlies kan leiden. Nieuwe speciale processors van Intel en AMD maken het overbodig besturingssystemen aan te passen. VMware heeft daarnaast een veel geavanceerder bestandssysteem, waar onder meer grote virtuele schijven mee zijn te beheren.
VMware heeft ten slotte een veel grotere naamsbekendheid. Uit een wereldwijde inventarisatie door Yankee Group, een Amerikaans onderzoeksbureau, blijkt dat drie op de vier bedrijven van plan zijn virtualisatie toe te passen. Ruim 60 procent van deze bedrijven past de techniek reeds toe, 21 procent verwacht het binnen een jaar in te zetten. Iets meer dan de helft, 55 procent, stelt dat te doen of te gaan doen met VMware. Microsoft Virtual Server wordt genoemd door 29 procent, en Xen door zo’n twee procent.