Veiligheid laserprinter ter discussie
Bij een test van 64 laserprinters bleken dertien printers, waarvan twaalf van HP, genoeg fijnstof af te geven om mogelijk problemen voor de gezondheid te veroorzaken. Acht printers waren kleine of middelgrote vervuilers; 37 gaven geen problemen.
In het onderzoek zijn vooral HP-laserprinters gebruikt, dus waren er onder de vervuilers ook bijna alleen HP-machines. In een reactie gaf het bedrijf aan dat de uitstoot beneden de blootstellingsnormen voor werkruimtes blijft , en dat er bij de gehaalde concentraties ook geen negatieve gezondheidseffecten van de in zijn toner gebruikte stoffen bekend zijn. Het Nederlands Centrum voor Beroepziekten (NCvB) gaf eerder HP gedeeltelijk gelijk. Er zou geen reden tot paniek zijn.
Zorg
Paul Scheepers, toxicoloog en arbeidshygiënist van het UMC St. Radboud Nijmegen, vindt dat ook, maar ziet wel reden voor zorg: “Uit eerder onderzoek in Amerika met commerciële toners en proefdieren is namelijk gebleken dat er bij hoge blootstelling wel degelijk een gezondheidsrisico kan zijn. Bij dit onderzoek lijkt de hoeveelheid tonerstof wel mee te vallen. Er zou bij individuele printers niet voldoende vrijkomen om direct schade aan te richten. Er moet echter wel bekeken worden naar wat de deeltjes precies doen op langere termijn. Het is namelijk nog niet onomstotelijk bewezen dat tonerstof op langere termijn geen gezondheidsproblemen kan veroorzaken.”
Samenstelling
De precieze samenstelling van de vervuiling is daarbij belangrijk. Bij printen komen tonerstof, ozon, oplosmiddelen en verschillende chemicaliën vrij. De ‘drukinkt’ die gebruikt wordt bestaat uit thermoplastische kunststoffen, kleurstoffen en additieven. Zwarte toners bevatten synthetisch roet (Carbon black) of ijzeroxides. Ook kunnen zware metalen als kwik, kobalt of nikkel vrijkomen, evenals grafiet. Zware metalen zijn in ieder geval giftig, voor de andere stoffen is dat niet altijd even duidelijk, al stelt bijvoorbeeld de Belgische overheid wel grenswaarden aan de concentratie grafiet in werkruimtes.
Een extra complicatie is de geringe omvang van de deeltjes. Deeltjes die kleiner zijn dan één micrometer kunnen diep in de longen en langs die weg ook in het bloed terecht komen. De meeste tonerstofdeeltjes zijn veel kleiner, tussen de 10 en 100 nm.
Scheepers: “Fijnstofdeeltjes gedragen zich als gasmoleculen. Deze deeltjes komen in de longblaasjes, het bloed en mogelijk andere organen. Daar worden ze als lichaamsvreemd herkend. Deeltjes kunnen daar ontstekingen veroorzaken. De printerfijnstof is klein genoeg om in het lichaam door te dringen. Maar wat die deeltjes daar precies aanrichten is nog niet bekend en hier moet dus meer onderzoek naar worden gedaan.”
Dosiseffectprincipe
G. van der Laan van het NCvB, die in 2006 een artikel publiceerde over tonerstof, wijst erop dat ook gekeken moet worden naar de hoeveelheid prints of printers. Van der Laan: “Het dosiseffectprincipe is belangrijk. Hoe hoger de blootstelling, hoe gevaarlijker het potentieel kan zijn. Er zou in de praktijk gekeken moeten worden naar hoeveel deeltjes er nou echt in een kantoorruimte vrijkomen.”
Scheepers: “Wat er eigenlijk zou moeten gebeuren is dat de Consumentenbond of de Voedsel en Warenautoriteit in Nederland printers gaat testen in net zulke experimentele ruimtes als in het Australische onderzoek om een goed beeld te krijgen van de precieze uitstoot. Afgezien daarvan is één printer die af en toe iets afdrukt in een grote, goed geventileerde aparte ruimte misschien minder erg. Mijn zorg gaat nu echter uit naar kantoortuinen, (commerciële) copyshops en drukkerijen waar vaak meerdere printers staan die tegelijk veel printen in een kleine ruimte. Misschien ga ik met wat studenten eens wat van zulke faciliteiten langs om daar metingen te doen. Tot er meer bekend is kan ik net als de Australische onderzoekers bedrijven het best adviseren de printers apart in een grote, goed geventileerde ruimte neer te zetten.”