Verrassend anders
Weliswaar tekende het Amerikaanse Bell Laboratories in 1947 voor deze baanbrekende technologische vinding, maar op grond van een mededingingsrechtelijke schikking in 1956 tussen het Department of Justice en moederbedrijf AT&T mocht de telefoonmaatschappij zich alleen met ‘the furnishing of common carrier communications’ bezighouden. Als gevolg van die overeenkomst maakte Bell Labs de technische informatie van de transistor beschikbaar tegen een nominale vergoeding. Door de vrije beschikbaarheid van deze specificaties werd iedereen in staat gesteld transistors te produceren. Met name Japanse entrepreneurs hadden de ogen open; Europa, de Nederlandse technologiesector incluis, sliep blijkbaar.
Decompileren
Begin jaren tachtig koos de Japanse overheid voor hetzelfde uitgangspunt - maak gebruik van de reeds beschikbare ICT-kennis - zij het via een andere route. Het machtige ministerie van internationale handel en industrie MITI formuleerde destijds een opmerkelijke industriepolitiek voor de nationale softwaresector. Die luidde: reverse engineering, gebaseerd op het decompileren van de runcode van producten van vooral Amerikaanse concurrenten. Het recht faciliteerde vervolgens dit beleid en bleek een belangrijk stimuleringsmiddel voor eigen hightech-bedrijven. Echter tot export van Japanse software heeft de handelswijze niet of nauwelijks geleid. Vice versa besteedt Japan al jaren ontwikkeling van computerprogramma’s uit naar China.
Personeel
Natuurlijk volgt Japan niet uitsluitend, maar ontwikkelt het ook zelf. Dat volgt alleen al uit innovatieve werknemers die in toenemende mate hun werkgever voor de rechter dagen, omdat de bedrijven waarvoor zij werken enorme winsten maken met geoctrooieerde vindingen, door het personeel bedacht. Rechters vinden dat de werknemer recht heeft op een behoorlijke vergoeding terzake. Inmiddels is ook de Japanse wetgeving aangepast en de toegewezen compensaties liegen er niet om. Sterker nog, zij zijn vrijwel zeker de hoogste ter wereld.
Tot de meest tot de verbeelding sprekende rechterlijke uitspraak behoort Nakamura-zaak. Inmiddels ex-werknemer Shuji Nakamura, nu hoogleraar in de VS, is de uitvinder van blue-light-emitting diodes en hij was destijds in loondienst bij Nichia Corporation. Een lagere rechter, de rechtbank van Tokio, wees op 29 januari 2004 de man een ‘redelijke schadevergoeding’ toe ter grootte van 190 miljoen dollar. Overigens schikte Nakamura om onduidelijke redenen later voor een bedrag van 8,1 miljoen dollar.
In een andere geruchtmakende procedure, de Hitachi-zaak, eveneens uit 2004, wees het Hoger Gerechtshof in Tokio een medewerker 163 miljoen yen (ongeveer 1 miljoen euro) als vergoeding toe. Belangrijk in dit arrest is dat rechter bij het vaststellen van de hoogte van vergoeding niet alleen de inkomsten uit de van toepassing zijnde Japanse octrooien liet meewegen, maar ook intellectuele eigendomsrechten die Hitachi in de Verenigde Staten en Europa op haar naam heeft staan.
In Nederland zegt de Rijksoctrooiwet dat de werkgever het recht heeft octrooi aan te vragen voor een vinding van een werknemer, wanneer dit - zeg maar het doen van research & development - tot de taak van de medewerker behoort. Wel heeft de medewerker in loondienst in deze omstandigheid doorgaans recht op een billijke vergoeding. Volgens ons hoogste rechtscollege spelen daarbij een aantal factoren een rol, zoals het financiële belang dat het bedrijf heeft bij de technische uitvinding.
Vendor lock-in
Net als veel landen worstelt Japan met de actuele perikelen van de informatiemaatschappij: misbruik en computercriminaliteit, standaarden en interoperabiliteit. Bovendien kent de lokale markt haar eigenaardigheden. Zo mogen breedbandige netwerken mobiele telefoongebruikers weliswaar allerlei geavanceerde toepassingen zoals internet en televisie bieden, van standaardisatie op GSM-niveau is nog steeds geen sprake. Met als gevolg dat buitenlandse handsets in Japan niet werken en Japanse toestellen buitengaats geen nut hebben.
Ook de verouderde wereld van de mainframes zorgt voor compatibiliteitsproblemen. Japan telt er waarschijnlijk meer dan 30.000 en de systemen van Fujitsu, NEC en Hitachi maken grotendeels gebruik van gesloten, ‘proprietary’ standaarden. Sterke vendor lock-in situaties, hardware- en softwarematig, zijn hiervan het gevolg. Daar loopt bijvoorbeeld EMC tegenaan. Deze Amerikaanse storageleverancier moet in Japan Fujitsu en Hitachi Data Systems voor laten gaan.
“Japan is wat dit betreft uniek”, aldus Mikinori Furuya, directeur marketing en channels van EMC Japan. Maar hij ziet zijn kans wanneer er in de nabije toekomst, eindelijk, gemigreerd wordt naar kleinere systemen. Ook los daarvan vormt storage een aantrekkelijke groeimarkt.
Beveiligingslekken
In het voorjaar van 2005 kampte de informatievoorziening bij het ministerie van Defensie van Japan met grote problemen omdat systemen besmet waren met virussen, spyware en wat dies meer zij. De oorzaak hiervan lag bij ambtenaren die hun notebooks van thuis mee naar het werk namen en deze op de digitale infrastructuur van het departement aansloten.
“Er was domweg onvoldoende beveiligd”, zegt Mahendra Negri, COO en tevens CFO van Trend Micro Inc., een van oorsprong Amerikaanse onderneming die nu vanuit Tokyo wereldwijd opereert in de beveiligingsmarkt. “Intern had men de zaken in beginsel op orde, maar er was geen rekening gehouden met het feit dat werknemers eigen hardware zouden aansluiten.” Waarom dat gebeurde had alles te maken met een structureel te kort aan pc’s op de werkplek. Nu zijn de lekken dankzij aangescherpte maatregelen gedicht. Maar ook werden 50.000 nieuwe personal computers voor het personeel aangeschaft, dat nu de laptop thuis laat. Hoe chauvinistisch Japanners van huis uit mogen zijn, de prestigieuze opdrachtverlening ging naar Dell Computer en niet Sony, Toshiba of Fujitsu, dat van oudsher een nauwe band met de overheid heeft.
Open-sourcesoftware
De 50.000 nieuwe pc’s die defensie vorig jaar aanschafte, werken met Japanse versies van Windows XP en Office. In beginsel wordt alle programmatuur aangepast aan de Japanse taal en cultuur. Maar in tegenstelling tot het initiatief van de in 2003 opgerichte Japan OSS Promotion Forum, een publiek-privaat samenwerkingsverband, blijkt de belangstelling bij de overheid voor open-sourcesoftware drie jaar later nog bescheiden te zijn. Hoewel Microsoft Co. in Japan het tegenspreekt, lijkt het er veel op dat het ministerie van Defensie opensource heeft gebruikt als drukmiddel in de onderhandelingen met Microsoft om de licentievergoeding voor de Microsoft-programmatuur te verlagen. Was de pressie succesvol?
“Wie volumecontracten met ons afsluit, heeft natuurlijk recht op korting”, zegt Gentaro Tanaka tactisch. Hij werkt voor het Microsoft Linux Compete team in Japan. Hoeveel procent reductie er in dit concrete geval is verleend, wil Tanaka niet zeggen, wel dat het percentage ‘aanzienlijk’ was.
Een ding staat vast: op het niveau van besturingssystemen heeft Microsoft met de introductie van de Japanse versies van Windows 3.1 en 95 voor standaardisatie gezorgd, hetgeen een significante bijdrage leverde aan de interoperabiliteit van programma’s en de communicatie van informatiesystemen. De grote doorbraak kwam met Windows 95/J, in de herfst van 1995. Tot die tijd voerde een veelheid van Japanse pc-fabrikanten ieder hun eigen OS en bijzondere machine-gebonden applicaties met dito bestandsformaten.