‘In Nederland denken we altijd vanuit het negatieve’
Dat laatste wordt ook maar weer bevestigd tijdens de Ronde Tafel Kwaliteit Onderwijs & Technologie, die vorig week werd georganiseerd bij Cisco Systems in Amsterdam. Stikker en haar tafelgenoten – Roel Rexwinkel, manager Community Support van SURFnet, Hans Appel, lector Computer Science & Sensor Technology aan het Hanze Institute of Technology en CTO bij Sun Microsystems, en David Bradshaw, regional sales manager Public Sector bij Cisco – buitelen over elkaar heen tijdens het opsommen van alles wat mis is in Nederland Kennisland. Rexwinkel: “Eigenlijk doen we het best goed. Maar het kan altijd beter! En tevreden achterover leunen is dodelijk. Stilstaan is achteruitgang in onze wereld.”Appels grootste ergernis is dat Nederlandse IT-bedrijven zich te weinig inzetten voor de publieke zaak. “Nederlanders zijn handelaren. Het moet altijd geld opbrengen, liefst meteen. Het zou goed zijn voor het innovatievermogen van ons land als ondernemingen dat commerciële nou eens los durfden te laten en zich zonder direct eigenbelang zouden bemoeien met innovatie bij maatschappelijke kwesties. In de Verenigde Staten kijken ze daar heel anders tegenaan: je telt als bedrijf niet mee als je je niet inzet voor de publieke zaak.”Bradshaw is het hier mee eens, maar benadrukt dat de publiekprivate samenwerking maar moeilijk van de grond komt door de manier waarop ons onderwijsstelsel in elkaar zit. “Bedrijven worden gehinderd door allerlei wetten en regeltjes, die in mijn ogen soms te ver zijn doorgeslagen.”Appel valt hem bij: “Om een voorbeeld te geven: IT-studenten uit Afrika die bij ons in Assen willen komen studeren, moeten om in aanmerking te komen voor een beurs aantonen dat zij 10.000 euro op hun bankrekening hebben staan. Hallo! We hebben het hier over studenten, hoor! Afrikáánse studenten…” De CTO van Sun Microsystems wil die buitenlandse IT-talenten graag naar zijn hogeschool lokken. “Als we onze innovatieambities waar willen maken, red je het niet met alleen de Nederlandse instroom, die de afgelopen tijd hard is opgedroogd.”In tegenstelling tot de andere aanwezigen is hij niet zo te spreken over de kwaliteit van Nederlandse IT-studenten. “Zeker niet als ik ze vergelijk met onze studenten uit India en China. Het ontbreekt ze soms aan basiskennis.” Bradshaw vindt juist dat Nederland barst van het IT-talent en stelt dat het zich niet kan veroorloven dat dat talent naar het buitenland vertrekt. “Daarvoor zijn onze ambities te hoog. Sterker nog: we moeten zorgen dat veel meer buitenlands talent de weg naar Nederland weet te vinden.” Rexwinkel van SURFnet is niet zo bang voor een braindrain. “Ik snap niet zo goed waarom iedereen zo krampachtig reageert als ons talent naar het buitenland vertrekt. Onderzoek gebeurt steeds vaker over de landsgrenzen heen. Als Nederlandse ICT’ers kunnen samenwerken met professionals uit andere landen, lijkt me dat alleen maar goed. Je moet Nederlandse IT-talenten juist zien als exportproduct.” Hij benadrukt wel dat de Nederlandse collegebanken niet leeg moeten stromen: “Voor studenten is het een ander verhaal. Nederland heeft een voorbeeldfunctie op het gebied van ICT-onderwijs. Dat moeten we vooral zo houden.”Stikker stelt dat het IT-talent in ons land niet goed benut wordt. “Er wordt te eendimensionaal opgeleid. De opleidingen bestaan vaak volledig gescheiden van domeinen waar de afgestudeerden later mee te maken krijgen als ze aan de slag gaan in de praktijk. Dat geldt zeker voor een terrein waarin wij heel actief zijn: de kunst.” Zij pleit er dan ook voor dat kunstopleidingen naar een academisch niveau getild worden, waardoor een geleidelijke uitwisseling tot stand komt tussen techniek en creativiteit. Zoals dat in de Verenigde Staten bijvoorbeeld bij MIT het geval is. “Arts, engineering en business staan hier op gelijke voet. Studenten leren elkaar op een cruciaal moment in hun opleiding kennen en studeren af in samenwerking met potentiële werkgevers. Daar moeten we naartoe, als je je wilt onderscheiden.” Als goed voorbeeld noemt zij de opleiding Game Design aan de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht.Tot slot discussiëren de vier over ‘Pieken in de Delta’, de gebiedsgerichte economische agenda van Nederland, die bij moet dragen aan de Nederland Kennisland-ambities. De zes programma’s voor de periode 2006-2010 zijn opgesteld door Economische Zaken in samenwerking met het bedrijfsleven, kennisinstellingen en regionale overheden. Stikker: “Er gebeuren een hoop goede dingen, maar ik zie ook valkuilen. Het zorgt voor hevige concurrentie tussen regio’s. Als Utrecht roept ‘wij zijn gaming’, zie je ze in Amsterdam denken: ‘Huh? En wij dan?’. Op die manier creëer je een wij en een zij. In plaats van elkaar versterken, gaan ze allebei hard aan dezelfde talenten trekken. Dat kan toch nooit de bedoeling zijn geweest.”Over één ding zijn de aanwezigen het eens: Nederland wint het nooit op massa. Bradshaw: “Elk moment dat er hier een ICT-talent wordt afgeleverd voor de arbeidsmarkt, staan er in China of India vierhonderd vergelijkbare talenten te trappelen. Wij moeten het hebben van kruisbestuiving en samenwerking met andere disciplines en focus op bepaalde gebieden waar we goed in zijn.” Appel knikt: “Je moet niet overal de beste in willen zijn. Keuzes maken, daar draait het om.”