Justitie versus Microsoft: recht versus politiek
Nog nooit heeft een rechtszaak in de computerindustrie zo sterk in de belangstelling gestaan. Wereldwijd zelfs. Terwijl het een mededingingsconflict naar Amerikaans federaal recht betreft. Nationaal dus. Volgens sommigen moet de juridische strijd die in mei 1998 startte, vooral als een oorlog tussen hightech-miljardairs worden beschouwd. Aan geld voor lawyers dus geen gebrek. Bill Gates cum suis aan de ene kant en Scott McNealy (Sun Microsystems), Larry Ellison (Oracle) en Steve Case (Netscape/AOL) aan de keerzijde. De zaak is ronduit complex. Niet in de eerste plaats omdat er inmiddels meerdere, nogal omvangrijke, (tussen)vonnissen en arresten liggen; maar vooral omdat het mededingingsrecht zelf een weerbarstig deel van het ondernemingsrecht is. Ook in Europees perspectief, waar Brussel Microsofts handelen eveneens onderzoekt. Even terug in de tijd, want deze rechtszaak staat niet op zichzelf. Al eerder was er kritiek op de wijze waarop Microsoft producten ontwikkelt en handel drijft. Apple Computer, Stac Electronics, Wang, Sun Microsystems en anderen daagden het softwarebedrijf van Bill Gates in het verleden al voor de rechter. Zoals bekend, verloor Apple uiteindelijk de slepende look-and-feel-zaak over Windows en in Stac Electronics v. Microsoft is vast komen te staan dat Microsoft rechten op software van Stac had geschonden. Dat ging om datacompressietechnieken. De octrooiprocedure die Wang was begonnen kon Microsoft niet winnen en daarom nam Gates maar een deelname in dat bedrijf, zodat de rechtszaak werd geschikt. En vergeet niet het uitvoerige juridisch wapengekletter over de Java-taal tussen Sun en Microsoft waar de tekst van een samenwerkingscontract dwars door de reikwijdte van intellectuele eigendomsrechten (octrooi- en auteursrechten) heenliep. Ook het Amerikaanse ministerie van Justitie besloot na klachten uit de markt de handelswijzen van het succesvolle softwarebedrijf te onderzoeken. Dat onderzoek mondde na vier jaar uiteindelijk in 1994 uit in een schikking. Onderwerp van dat conflict waren zowel de contracten die Microsoft met Original Equipment Manufactures (OEM’s) afsloot als de geheimhoudingsovereenkomsten die andere softwareleveranciers moesten tekenen om over beta-versies van software te kunnen beschikken. Met de schikking uit 1994 is onbetwistbaar vast komen te staan dat Microsoft belangrijke wetten en rechten met voeten heeft getreden. Neem de verklaring die de toenmalige Amerikaanse minister Janet Reno (Justitie) er als toelichting op aflegde. “Microsofts oneerlijke handelswijze met betrekking tot het sluiten van overeenkomsten heeft er voor gezorgd dat andere Amerikaanse bedrijven geen eerlijk kans tot concurrentie hebben gehad, consumenten een effectieve keuze inzake concurrerende pc-besturingssystemen is onthouden en innovatie is vertraagd.” Tegenover deze krant legde de Nederlandse Microsoft-directeur John Mangelaars onlangs nog uit dat de rechter juist gekozen heeft voor innovatie. Daar heeft Mangelaars wel gelijk in, maar op andere wijze dan hij waarschijnlijk bedoelt. Zeven jaar geleden vertraagde Microsoft de technologische vooruitgang dus. En wie de findings in de huidige uitspraken leest, moet concluderen dat – welke draai men er ook aan geeft – Microsoft op onrechtmatige wijze heeft gehandeld. De rechter in eerste aanleg, Jackson, vatte het marktgedrag van Microsoft als volgt samen. “Microsofts succes in het verleden in het schaden van dergelijke bedrijven (Netscape, IBM, Compaq, Intel en anderen, red) en het onmogelijk maken van innovatie, voorkomt investeringen in technologieën en ondernemingen die het potentieel laten zien om Microsoft te bedreigen. Het uiteindelijke resultaat is dat sommige innovaties, die werkelijk tot voordeel van de consument strekken, nooit plaatsvinden om de enige reden dat zij niet samenlopen met het eigen belang van Microsoft.” De sanctie loog er niet om: opsplitsing van het bedrijf in twee delen. In hoger beroep werd vervolgens bepaald dat U.S. District Court Judge Jackson zich schuldig had gemaakt aan ‘serious judicial misconduct’ omdat hij zich in de media negatief over het softwarebedrijf uit Redmond uitliet. Daardoor kan zijn onpartijdigheid in het gedrang komen. De splitsing was van de baan. Maar dat Microsoft het mededingingsrecht heeft geschonden en op een onrechtmatige wijze haar monopolie in de markt van besturingssystemen voor computers heeft gehandhaafd, blijft onverkort overeind staan. Een andere rechter moet de sanctie bepalen. Inmiddels is dankzij de nieuwe wind in het Witte Huis een schikking tot stand gekomen. De vraag luidt of de antitrust-settlement ook gevolgen heeft voor Nederland of wellicht de Europese markt. Naar aanleiding van het eerste tussenvonnis in deze zaak zei een jurist van Microsoft desgevraagd dat omdat Microsoft een wereldwijd bedrijf is, de uitkomst tevens consequenties heeft voor de rest van de wereld. Die verklaring draagt een grote importantie met zich mee, want betekent dat Microsoft op vrijwillige basis gevolg zal geven aan Amerikaans mededingingsrecht in andere jurisdicties. Anders gezegd: het geven van meer rechten aan andere softwareontwikkelaars en computerfabrikanten geldt dus straks ook voor Nederlandse ICT-bedrijven. Of de eindgebruiker daar nu echt op zit te wachten? Het kwaad is sowieso geschied, terwijl voor wat betreft de toekomst het afwachten is of Microsofts concurrenten hun voordeel met – het recht op – meer inzicht in de technologie van Microsoft kunnen doen.