Nieuwe NGI-voorzitter Michiel Borgers: ‘Aantal IT-bedrijven misdroeg zich tijdens dip’
In het dagelijks leven werkt Borgers voor Capgemini als organisatie adviseur van IT-organisaties, zoals hij het zelf omschrijft. "Al tijdens mijn technische studie heb ik altijd de menselijke en organisatorische kant gezocht. Ik ben groot geworden in servicemanagement en binnen het NGI actief geweest in de afdeling Beheer. De NGI is een vereniging die draait op vrijwilligers. Dat geeft beperkingen. Na een periode van interne reorganisatie is het tijd voor meer samenwerking en synergie tussen de verschillende afdelingen en regio’s van de vereniging. In het verleden bestond de neiging langs elkaar heen te leven. Ook extern willen we meer samenwerken met andere verenigingen. De behartiging van de belangen van de leden blijft centraal staan." Dus geen scherpe koerswijzigingen rond de vijftigste verjaardag van het NGI? "Nee, dat is niet nodig. De basis van het NGI is goed en gezond. Wel willen we accenten leggen. De behartiging van de belangen van ICT’ers bijvoorbeeld. Ik erger me aan de manier waarop delen van het IT-bedrijfsleven de afgelopen jaren met hun ICT’ers zijn omgegaan. Mensen zijn en masse ontslagen, opleidingen zijn geschrapt en mensen zijn stilgezet in hun ontwikkeling toen het slecht ging. Nu zijn die bedrijven weer als een gek bezig nieuwe mensen aan te trekken en klagen ze dat de juiste mensen niet te vinden zijn. Sommige bedrijven zijn in mijn ogen echt te ver gegaan en hebben te harde maatregelen genomen. Dat mag branchevereniging ICT-Office zich aantrekken." Heeft het NGI aan de bel getrokken toen het gebeurde? "We hebben als NGI toen nauwelijks een geluid gemaakt en dat is precies waar nu meer aan gedaan moet worden. We willen in allerlei kwesties de stem van de IT-professionals laten horen. Het mag NGI aangerekend worden dat het in dit geval niet is gebeurd. Maar beter laat dan nooit." "We willen ook de ‘onderkant’ van het IT-beroepenveld bij de NGI betrekken. Het gaat me aan het hart dat juist de groepen ICT’ers die het meest te vrezen hebben van de offshore outsourcingsontwikkelingen, zich daar het minst bewust van lijken te zijn. Als NGI willen we ze graag helpen, maar zijn ze voor ons moeilijk te bereiken." Heeft het NGI de hand naar deze groepen uitgestoken? "We hebben een pilot gedaan onder systeembeheerders, maar die had geen succes. Ze zijn moeilijk te benaderen. We zetten nu verdere stappen om ook die groep erbij te halen. Omdat ze geen lid zijn is het extra lastig." Zijn automatiseerders zich voldoende bewust van de dreiging van offshore outsourcing? "Ik denk het niet. Volgens mij heeft een kwart van de ICT’ers bij wijze van spreken de gordijnen dicht. Die doen hun werk en daarmee uit. De helft van de Nederlandse ICT’ers ziet dat er dingen gebeuren en denkt bij zichzelf: ‘er gebeuren dingen’, maar concreet doen ze er niets mee. Slechts een kwart heeft het gevoel: ‘Ik moet hier iets mee’. Elke IT’er is zelf verantwoordelijk voor zijn eigen carrière. Maar hij kan het niet in zijn eentje. Het vakgebied is in beweging, we zijn op weg naar een nieuw type IT’er. Een hele groep ‘oude’ ICT’ers moet die beweging meemaken, anders vallen ze uit de boot. De uitdaging voor het NGI is daar een zinvolle bijdrage aan te leveren." Komt het NGI onder Borgers van het IT-pensionado’s-imago af? "Het valt reuze mee met het grijze muizen-gehalte van de NGI, de gemiddelde leeftijd van de leden is 39 jaar. De mix van jong en oud is goed en dat imago is dus niet terecht. Wel heeft de werving van nieuwe leden en studenten in het bijzonder de afgelopen jaren minder aandacht gehad. Het werven van studenten staat op de eerste plaats van het tienpuntige actieplan van het NGI-hoofdbestuur. Daar gaan we structureel mee bezig. Zoals ik al zei moet er ook meer synergie en samenwerking ontstaan tussen de verschillende NGI-disciplines om zo het vakgebied verder te helpen. Het komende jaarcongres dat we in oktober organiseren moet laten zien dat we daarin vorderingen maken."