Bijdrage educatieve software overschat
"In het bedrijfsleven droeg de computer ook niet onmiddellijk bij aan de productiviteit", reageerde Stichting ICT op School. "Vaak worden de programma’s niet op de juiste wijze ingezet. Het is bijvoorbeeld belangrijk dat de via de computer aangeboden stof inhoudelijk en qua methode aansluit op de onderwijsmethode die ook klassikaal wordt gevolgd", reageerde een uitgever van de betreffende programma’s. Anderen plaatsten vraagtekens bij de door Oosterbeek gehanteerde aanpak. Meten van de relatie tussen input (geld) en output (Cito-score) zegt immers weinig of niets over het proces dat aan die relatie - of in dit geval het ontbreken daarvan - ten grondslag ligt. Zaten de leerlingen op www.spele.nl of rammelen de leerspychologische uitgangspunten van de makers van ‘eduware’? Vraagtekens Professor Jan ter Wel doceert onderwijspedagogiek aan de Vrije Universiteit en verricht ook daar onderzoek naar computerondersteund leren. Hij is overtuigd van de onmisbaarheid van de computer als instrument in het onderwijs. Maar hij plaatst wel vraagtekens bij een paar belangrijke vooronderstellingen van de eduware die nu in het primair onderwijs nog dominant is: "Ik veronderstel dat de meeste basisscholen gebruikmaken van software die is ontwikkeld vanuit het ‘intelligent tutoring’-concept. Dat gaat ervan uit dat de software alle taken van de docent overneemt, dus de stof uitlegt, oefeningen aanbiedt, de vorderingen van de leerling volgt en zo nodig het tempo aanpast of herhalingen invoegt. De verwachtingen die een aantal jaren geleden rond deze aanpak bestonden, blijken inmiddels veel te hoog gespannen." "Een menselijke leerkracht is veel flexibeler dan de ontwerpers van dat soort programma’s hebben aangenomen. Het werkt dus niet en zeker niet als je bedenkt dat een groot deel van de als zodanig aangeboden programma’s in feite het predikaat ‘intelligent’ niet verdient en dus eigenlijk gewoon ‘practice-and-drill’ is. Dat kan nuttig zijn, maar dan alleen op specifieke terreinen waar een leerling wat extra oefening nodig heeft en wanneer het is ingebed in een normaal lesprogramma." Te verwachten Dat de computer niet geschikt is om de rol van een docent over te nemen, was volgens Ter Wel achteraf ook wel te verwachten: "Al voor de computer in de klas z’n intrede deed, zijn pogingen ondernomen om lesprogramma’s te ontwikkelen die leerlingen zelfstandig zouden moeten kunnen doorlopen. Nu, daar kwam indertijd ook niet veel van terecht." Ter Wels eigen onderzoek concentreert zich op didactische ICT-toepassingen die niet zozeer beogen taken van de docent over te nemen alswel de docent aan te vullen, met doelen die binnen de gevestigde aanpak minder aan bod komen. Zo wordt gewerkt aan programma’s waarmee leerlingen in de hogere klassen van het basisonderwijs leren samen een probleem op te lossen. De software en de infrastructuur helpen de leerlingen bij het zoeken naar informatie, het reageren op elkaars bijdragen en het samenvoegen van verschillende deeloplossingen. Probleemstellingen waar groepen leerlingen via dergelijke software aan kunnen werken, moeten eerder worden gezocht op het gebied van wereldoriëntatie dan in de sfeer van rekenen en taal.