Aarzelende opmars van hardware-arme servers
Wat een storage area netwerk (SAN) doet voor disk, dat doet een Egenera-server voor CPU en memory.Hoe minder fysieke onderdelen hoe beter, vindt Brownell. Alleen zo is de complexiteit van IT te reduceren.
Als er iemand ervaring heeft met ingewikkelde IT, is hij het. Brownell is een decennium terug de belangrijkste techneut van de Amerikaanse bank- en verzekeraar Goldman Sachs, toen al een van ‘s werelds grootste financiële bedrijven. Onder zijn aanvoering bijvoorbeeld begint de bank aan de installatie van een van de allereerste commerciële installaties van Sun unix-servers.De IT van Goldman Sachs groeide uit tot iets ‘ongelofelijk ingewikkelds’, vertelt Brownell. “Opgebouwd uit duizenden servers en onderhouden door veel te veel beheerders. Ondanks alle voorzorgen en ondanks afspraken over aansprakelijkheid hadden we uiteindelijk nog steeds te vaak storingen en ging teveel mis.”
Paniek
Wat Goldman Sachs gebeurde rond 2000, overkomt nu wereldwijd de datacentra, schetst Brownell. “Waar ter wereld ik ook klanten bezoek, overal hoor ik hetzelfde. Ineens is koeling een probleem en minstens zo nijpend is de aanvoer van elektriciteit. Google bouwt haar rekencentra daarom maar direct naast de energiecentrale.”Het teveel aan hitte en tekort aan stroom zijn de onbedoelde neveneffecten van de bouw van servers. “Het zijn complexe stapelingen van techniek. En het onderhoud ervan wordt steeds moeilijker.”Het is Brownell’s opzetje naar het verkoopverhaal voor zijn uitvinding: de uitgeklede blade servers. Eerst moet hij echter uitleggen waarom de veel grotere concurrenten HP, IBM en Sun het hem niet nadoen. Dat begrijpt hij zogezegd nog immer niet. “Deze fabrikanten hebben al tijden hun mond vol over ‘On demand’ of ‘Utility Computing’, maar niet één levert het. Misschien komt het omdat mijn bedrijf begonnen is door een voormalige gebruiker van servers. Maar dat vind ik geen goede slogan.”
Kannibalen
De eerste jaren van het Amerikaanse bedrijf verliepen redelijk. Brownell begon met Egenera zo’n beetje gelijk met het uiteenspatten van de ICT-beurszeepbel. Vijf rondes van investeringen zijn er de afgelopen zes jaar gedaan in het bedrijf. Het winnen van Europa moet nog op gang komen.Gelukkig is daar Fujitsu-Siemens, sinds 2005 investeerder én partner voor wat betreft het benaderen van deze kant van de Atlantische Oceaan. “Het is de enige die de moed heeft onze servers op waarde te schatten. Door Egenera aan te bieden, zal het onder meer hun eigen server-afzet kannibaliseren.”
Dirk De Waegeneire, voor Fujitsu-Siemens verantwoordelijk voor de handel in Benelux, erkent dat ogenblikkelijk. “Ik heb liever dat we onze eigen markt opeten, dan dat een ander het voor ons doet.” De Waegeneire vermoedt dat het wel moeite zal kosten om klanten van de voordelen te overtuigen. “De prestatiecijfers in de Verenigde Staten zijn goed, ook in vergelijking met mainframes, clusters en grote Unix-installaties.” Brownell: “We moeten ons ook hier gewoon in de praktijk bewijzen.”Dankzij de Europese partner is er de eerste Nederlands interesse, vooral bij datacentra en de grotere financiële bedrijven. Deze potentiële klanten overhalen, verklaart Brownell’s aanwezigheid in Amsterdam. Getekend heeft er nog geen, toch verwacht Brownell binnen enkele maanden de eerste orders uit Nederland. “We hebben echt veelbelovende contacten.”
Dagdromen
Brownell kreeg zijn eerste ideëen over het versimpelen van servers bij de aanpak van het millenium-probleem. Speciaal voor het voorkomen van mogelijke Y2K-problemen bij Goldman Sachs richtte hij voor twee miljoen dollar een server-hoofdkwartier in. In totaal werd er door de bank tweehonderd miljoen dollar uitgegeven om het systeem te verdedigen tegen de mogelijk datum-ramp. “Het was tijdens de hectische voorbereidingen dat ik wat zat te dagdromen, samen met andere technici. Ergens in ‘99 ging het lampje branden: haal die componenten uit de servers en concentreer je op vereenvoudiging.”Ingewikkelde hardware is moeilijker dan complexe software, stelt hij. De control blades in de Genera-server werken nu met een vijfde generatie speciale server-software. Die is gebaseerd op Red Hat Linux, met daarboven een door Genera geschreven beheerapplicatie. Brownell: “Linux is gewoon de industrie-standaard en daarmee de vervanger van alle andere Unix-versies. Ik zie geen enkele reden voor wie dan ook om een andere versie van Unix aan te schaffen.”De opeenvolgende veranderingen in de Genera-softwarelaag zijn klein, en sinds de oplevering van de eerste productiesystemen in 2001 is nog nooit een probleem geweest met de software. “En dat terwijl wij zijn gegroeid van onze eerste Pentium II machine met maximaal twee Gbyte geheugen naar nu vijftig verschillende soorten blades met tot 64 Gbyte geheugen. Dat doet geen van onze concurrenten ons na, meen ik. Die proppen nog steeds meer onderdelen op elkaar, met steeds meer hitte-problemen en stroomverbruik tot gevolg.”
Eén van Brownell’s gebruikers bracht door over te stappen naar Genera het serverpark bestaand uit vierduizend componenten terug tot slechts vijfhonderd onderdelen. “Kijk, dat maakt het nou het nou makkelijker.”
Virtuele combinatie
Een andere mogelijkheid voor het reduceren van complexiteit, is het verminderen van het aantal servers. Dat kan via virtualisatie-software van bijvoorbeeld Vmware of Xensource. Eén echte machine, IT’ers duiden dat ding doorgaans aan met ‘bare metal’, wordt met die software omgetoverd in vijf of tien servers, allemaal uitgevoerd in software.Het klinkt vergelijkbaar. Brownell protesteert. De aanpak van Vmware of Xensource zijn om te beginnen nog volop in ontwikkeling en het beheer van al deze virtuele servers gaat daarnaast nog aardig wat hoofdbrekens opleveren, voorspelt hij. “Echt makkelijker maak je IT alleen maar als je er onderdelen uit haalt. Dat is wat wij doen.”De combinatie van de twee aanpakken wordt spannend. “Stapel je op onze servers deze nieuwe generatie virtualisatiesoftware, dan kan je consolideren op diverse niveaus.”Er is nog een verschil. Genera heeft door de hardware om te ruilen met software meer grip op het systeem. Het maakt het eenvoudiger om storingen op te vangen en het versimpelt standaard beheertaken zoals het patchen van systemen.Alle virtuele fysieke componenten zijn opgeslagen in een XML-database en die is snel op een andere machine over te zetten. “Kopiëren van een server in het ene datacenter naar een ander elders, is een kwartier werk. Kon ik dat maar toen ik bij Goldman Sachs werkte. En nog mooier, geen één van de servers hoeft ooit te worden uitgeschakeld.”
De snelheid voor onder meer het opzetten van servers verklaart volgens Brownell de interesse van de meeste Europese bedrijven. “Wij leveren in een dag een capaciteit en daarmee diensten waar een ander met traditionele ‘rack & stack’ drie maanden over doet.”“Het klinkt afgezaagd, maar op Egenera na zijn mijn concurrenten vooral bezig met het verkopen van meer servers. Wij lopen daarnaast vijf tot zeven jaar voor, wat onderzoek en techniek betreft.”