Dienstenrichtlijn niet eenduidig
In hun artikel van 1 mei 2009 geven Ruud Boot en Pim van den Berg hun visie op de beperkte functionaliteit van het dienstenloket. Ik kan mij vinden in de opvatting dat het einddoel niet helder is, maar kennelijk is dit ook niet eenduidig vastgelegd in de dienstenrichtlijn. Ik kan me niet vinden in de initiatieven die zij voorstellen. Ook deze initiatieven leiden niet tot een duidelijke invulling van de dienstenrichtlijn. Een andere, fundamentelere benadering is nodig.Zoals het artikel van 1 mei aangeeft, bestaat de dienstenrichtlijn uit drie onderdelen. Vooral het derde onderdeel wordt nader uitgewerkt, het ‘point of single contact’. Er zijn verschillende knelpunten bij de door de Nederlandse overheid gegeven invulling van dit deel van de richtlijn. Deze lijken noodzakelijk gelet op de korte implementatietermijn.
Uit deze vragen blijkt al dat er kennelijk geen eenduidige interpretatie is van een point of single contact. Via twee loketten heb ik toegang tot de achterliggende wet- en regelgeving, terwijl de resultaten via de loketten ook nog verschillend zijn. Verder zijn beide loketten alleen gericht op Nederlandstalige personen en kan ik als bijvoorbeeld Spanjaard geen toegang krijgen als ik geen Nederlands kan lezen. Kortom, het ontbreekt kennelijk aan een pakket van eisen: wat moet een dergelijk loket doen?We moeten daartoe terug naar de dienstenrichtlijn (zie kader). Deze geeft een expliciete opsomming van diensten die wel en niet onder de richtlijn vallen (zie bijvoorbeeld overweging 33). Daarnaast zijn er overwegingen opgenomen over administratieve lastenverlichting en spreekt overweging 48 over ‘één-loket’. Er mag in feite meer dan één loket zijn in een lidstaat, zolang er maar sprake is van coördinatie. Een belangrijke taak van een dergelijk loket is het verlenen van bijstand, waarbij de bevoegdheden van overheden ongewijzigd blijven. Overweging 50 geeft vervolgens aan dat gegeven informatie ‘op een duidelijke en ondubbelzinnige wijze moet worden meegedeeld’. Andere overwegingen specificeren het soort informatie dat via één-loket moet worden geboden (overweging 51 en artikel 7 van de richtlijn), de toepassing van vergunningen verbonden aan vrije dienstverlening (hoofdstuk III van de richtlijn) en de noodzaak om op redelijke en korte termijn over te gaan tot elektronische ondersteuning om op afstand procedures en formaliteiten te regelen (overweging 52).Nederland voldoet uitstekend aan deze eisen, maar het staat bijvoorbeeld gemeenten of andere overheidsorganisaties als Belastingdienst, UWV en IND ook vrij om (gezamenlijk) één-loket in te richten. Er zijn dus verschillende oplossingen voor het invullen van een point of single contact, terwijl de dienstenrichtlijn geen enkele uitspraak doet over de eisen waaraan dit loket moet voldoen.
Nee, dat is geen visie. Er moet allereerst een schets komen van wat we de ‘virtuele overheid’ zullen noemen. Dit betekent dat op elk punt waar een burger of bedrijf de overheid benadert, de volledige dienstverlening van die overheid toegankelijk moet zijn voor zover die voor de vraagstelling van die burger of dat bedrijf van belang is. De vorige zin geeft de complexiteit van de probleemstelling: