ICTis stiefkind bij verzorgingstehuizen
Op ICT-gebied stelt dat hoge eisen, met als ideale situatie één gezamenlijk E-dossier voor alle behandelaars. Toch is de situatie vaak uiterst mager. Goede software die de zorg ondersteunt is zeldzaam, terwijl de invoering stagneert. Een kwart van de VenV-instelling werkt met spreadsheets en losse databankjes, niet met geïntegreerde systemen. Software voor het primaire proces is er mondjesmaat. ICT in de VenV-sector is achtergebleven gebied, zegt Wallinga: “De werkvloer weet soms nauwelijks wat een muis of toetsenbord is. Het ICT-bewustzijnsniveau is gering. Veel directies blijven slechts twee jaar, door de vele conflicten. Dus is men zuinig met risicodragende ICT-investeringen. Er ontbreekt een langetermijnvisie. Men zal geld moeten vrijmaken uit het bestaande budget.” Lindestede is een uitzondering. Als pionier startte men tien jaar geleden met een elektronisch zorgdossier, op het Windows-platform. Vanaf 1992 werd het papieren dossier afgeschaft. “Vroeger had elke zorgverlener een eigen dossier”, zegt bestuurder Dries Wallinga, voorheen verpleeghuisarts, en voortrekker op ICT-gebied. “Je had kaartenbakken en archiefjes bij de zusterpost, bij verpleegkundigen en psychologen, zonder veel ordening. Niemand had totaaloverzicht bij een patiëntenbespreking.” Zes jaar geleden begon Lindestede met geautomatiseerde zorgplannen, op één afdeling. Eerst werd gewerkt met software van Wang, nu van Unit4, op drie vestigingen. Met een huidige omzet van 15 miljoen euro investeert Lindestede flink in ICT, zo’n 3 tot 4 procent van het jaarbudget, twee keer het landelijke gemiddelde. “We gaan in twee jaar naar 5 tot 6 procent”, zegt Wallinga zelfbewust. Lindestede loopt landelijk fors voorop. Zo’n dertig keer per jaar komen andere VenV-instellingen kijken wat is bereikt. “Watertandend”, zegt Wallinga. “Maar zoiets rol je niet zomaar uit. Het kostte ons een decennium.” In de drie locaties van Wolvega worden allerlei gegevens rond de oudere patiënt vastgelegd. Via het E-dossier stuurt de verpleeghuisarts als spil alle andere disciplines aan: psycholoog, verpleging, fysio- en ergotherapeuten. Het zorgteam deelt één gezamenlijk behandelplan. De communicatie tussen de diverse disciplines gaat nu prima, al wil Wallinga niet verhelen dat dat enige voeten in de aarde heef gehad. “Aanvankelijk hadden dokters en verpleeghuisartsen allemaal hun eigen theorieën. Met veel praten hebben we dat opgelost.” Zonder regie Het enige dat ontbreekt, is een landelijk uniform zorgplan, aldus Wallinga: “Al begin jaren negentig werd zonder regie geëxperimenteerd met zorgplannen, met geld van de overheid. Dat is allemaal niks geworden. Het geld ging naar leveranciers, die eigen oplossingen gingen bouwen. Alles liep dood. De overheid had subsidie moeten steken in een acceptabele landelijke standaard: wat moet minimaal door VenV-instellingen worden geregistreerd. Tien jaar later worstelen we nog steeds met de uitwisselbaarheid van gegevens. Wat we nodig hebben: een minimale dataset, zodat elk verpleeghuis op dezelfde manier gegevens vastlegt. Nu zie je zelfs instellingen zelf classificaties voor diagnoses en medische verrichtingen bedenken. Iedereen doet maar wat. Bij fusies loopt je dan altijd tegen integratieproblemen aan.” De overheid heeft volgens hem geen ICT-beleid inzake verpleeghuizen. “Echt helemaal niks”, zegt Wallinga. “Ik herinner me in één beleidsnota met één zin over ‘meer infrastructuren’, Daar bleef het bij.” Wallinga put enige hoop uit de eerste ICT-Nota van koepelorganisatie Arcares, die in de nazomer uitkomt. Zijn grootste zorg is of ICT-leveranciers in die kleine markt wel voldoende klanten hebben om productontwikkeling vol te houden. “De zorgsector is voor veel ICT-bedrijven geen sector die veel opbrengt. In zo’n kleine markt als verpleeghuizen moet je je leverancier koesteren. Het is in ons belang dat andere verpleeghuizen ook voortgang met ICT maken. De ICT-bedrijven krijgen dan meer financiële armslag en ontwikkelkracht. Deze branche heeft behoefte aan leveranciers die enig rendement kunnen halen.” Fors Unit4, waarmee Lindstede het zorgdossier samen heeft ontwikkeld, is één van de weinige bedrijven die fors in de VenV-sector investeerde. “Dit is een branche waar het lastig is een goede boterham te verdienen”, zegt Unit4-directeur Jan Pol. “Wij hebben de achterliggende jaren fors geïnvesteerd, terwijl klanten nog weinig ‘ICT-minded’ zijn en nauwelijks ICT-budget hebben. Wij investeerden met een blik op de toekomst.” Pol wordt zichtbaar boos als het gesprek komt op de miljoenensubsidies van de overheid in onder meer Careview, een webgebaseerd zorgdossier van het inmiddels failliete Marviq. “In ons marktsegment trapten de instellingen massaal op de rem”, zegt Pol. “Men stelde investeringen uit: Careview kwam er immers aan.” Pol zegt de Careview-plannen steeds te hebben gewantrouwd. “Hoe kun je nu iets waar wij tien jaar aan hebben gebouwd in één jaar op ASP-basis van de grond krijgen? Careview had uiteindelijk slechts 15 tot 20 procent van onze functionaliteit.” Het ministerie van VWS stak 1 miljoen gulden in de ontwikkeling van Careview. Er waren tonnen subsidie van EZ/Senter om het webdossier onder te brengen in opleidingscentra. Al eerder zou Twinning – de ICT-kweekvijver van de overheid – 4 miljoen euro in Careview hebben geïnvesteerd. “De overheid moet kijken wat er al op de markt is”, zegt Pol. “Zo loop je de achterstand nooit in.”