In 2010 zit iedereen in een draadloos personal area-net
Het eindrapport, Vrijband, beschouwt de toekomst vanuit het perspectief van de gebruiker. Technologie en de organisatie van diensten en netwerken zijn onder de motorkap weggewerkt. De gebruiker hoeft zich dus niet meer druk te maken over inlogprocedures, netwerkkeuzes, beveiliging of de samenwerking van verschillende applicaties. Alle technologieën werken naadloos samen, een intelligente antenne kiest de geschikte connectie en alle toepassingen presenteren zich in dezelfde, intuitieve interface. Mobiliteit en voldoende bandbreedte zijn in de visie vanzelfsprekend. Vrijband schetst een nieuwe manier van werken bij commerciële en maatschapppelijke dienstverleners. De kwaliteit van het leven krijgt een enorme impuls, veiligheid neemt toe, betalingsverkeer vereenvoudigt en cultuur en onderwijs zijn overal eenvoudig toegankelijk. De inspanningen en investeringen moeten er toe leiden dat Nederland vooroploopt op ICT-gebied, een voorwaarde om de sterke economische positie te behouden. Volgens Herman Rottinghuis van Stratix kon de visie alleen worden gerealiseerd door omgekeerd denken. ”Het ging erom alle oordelen op te schorten over wat wel en niet mogelijk is en te beginnen met de toekomst voor te stellen. Vervolgens ga je vanuit die toekomst terugdenken en bepaal je stap voor stap welke ontwikkelingen noodzakelijk zijn om de visie te realiseren. Na dit proces kwamen we tot de conclusie dat het haalbaar is. Al zal niet alles overal gerealiseerd zijn over negen jaar.” Zeven terreinen Terugredenerend kwam de denktank tot zeven terreinen waarop onderzoek en ontwikkeling zich moeten richten: architectuurontwikkeling, het ontwikkelen van platformen voor bijvoorbeeld gegevensuitwisseling en standaarden in soft- en hardwareplatformen, intelligente en gebruiksvriendelijke toegangsystemen, een naadloze koppeling van de netwerken, keuzevrijheid voor de gebruiker uit een veelvoud van aanbieders, de aanleg van volledig optische netwerken en een overvloed van capaciteit in bandbreedte. De keuzevrijheid voor de gebruiker veronderstelt een loskoppeling van de carrier en het netwerk, meent Rottinghuis. ”De ‘last mile’ moet een open brievenbus worden waar iedereen post in kwijt kan. Situaties zoals die zich nu voordoen met de kabel, moeten worden vermeden. De local loop kan bijvoorbeeld in handen komen van een niet privaat-netschap. Vergelijkbaar met bijvoorbeeld een waterschap.” Bandbreedte is nu een flesshals voor verdere ontwikkelingen. Toch gelooft Rottinghuis in de mogelijkheid van overvloed aan capiteit. ”Natuurlijk zal er schaarstse blijven, maar niet op de lokale netwerken en het grootste deel van de communicatie en het uitwisselen van informatie speelt zich nu juist af in de nabije omgeving van de gebruiker.” Ton Koonen, hoogleraar breedband telecommunicatiennetwerken aan de Technische Universiteit Eindhoven gaat uit van een netto capaciteit van 100 Mb tot 1 gigabit per gebruiker. ”Glasvezel maakt in principe een zeer hoge bandbreedte mogelijk. Het gaat erom dat glas tot bij de gebruiker te brengen. Ook in mobiele netwerken is nog veel latente capaciteit die we moeten zien aan te boren. Als we die kunnen benutten maken we een ‘quantum leap’ die de capaciteit met de factor tien doet toenemen. Natuurlijk groeit het gebruik evenzeer; straks wil iedereen goede kwaliteit videobeelden op elke plek. Maar als we die sprong, die ‘quantum leap’, kunnen maken en de technologie kunnen ontwikkelen om bijvoorbeeld al dat dataverkeer zo snel te kunnen routeren, lopen we weer een paar jaar voor op de groei van de diensten.” De infrastructuur in het toekomstbeeld is volgens Koonen gebaseerd op reeds bestaande of aangekondigde technologieën als GPRS, UMTS en Bluetooth. ”Waar het om gaat is om als het ware bruggetjes te ontwikkkelen tussen die verschillende systemen waar al dat verkeer overheen kan razen. Mobiele communicatie betekent niet dat je je niet meer druk hoeft temaken over vaste verbindingen, integendeel. Er zullen heel veel basis- en antennestations moeten worden neergezet. Het haarvatenstelsel van het netwerk moet enorm uitgebreid worden.” Koonen schetst een beeld van de apparatuur waarmee de gebruiker met het netwerk in verbinding staat. “Ik stel me kleine, robuuste PDA-achtige toestellen voor die bijvoorbeeld zijn gekoppeld aan halfdoorlatende brilletjes waarop beelden worden geprojecteerd. Er moet ook een oplossing komen voor de energievoorziening van die apparatuur want de gebruiker in 2010 zal niet voortdurend met accu’s bezig willen zijn. Misschien dat bewegingsenergie of de hartklop de systemen kan voeden.”