Muziekpiraten ontspringen vooralsnog de dans
Maar ISP’s weigeren al jaren als verlengstuk van politie en Justitie op te treden. Desalniettemin moeten zij bijvoorbeeld verkeersgegevens van abonnees bewaren en meewerken aan het aftappen van elektronische communicatie. Ook ten aanzien van derden in het civiele domein, zoals platenmaatschappijen, willen zij graag de persoonlijke levenssfeer van hun abonnees beschermen, tenzij zij natuurlijk zelf marketing met de gegevens bedrijven. Zij stellen zich op het standpunt dat zij in het algemeen een bijrol spelen want ISP’s hebben in beginsel geen invloed wat de abonnee dankzij hun toegangverlening allemaal op of via het web doet.
Dat abonnees lekker uit hun dak kunnen gaan, is inmiddels genoegzaam bekend. Virusverspreiding en distributie van andere vormen van malware, haat, belediging, digitale ‘stalking’, sabotage, fraude, oplichting, handel in virtuele en echte kinderpornografie, misleiding, schending van software-, muziek- en filmrechten; je kunt het zo gek niet bedenken of het gebeurt op internet. En misschien nog meer, gelet op innovatieve toepassingen zoals virtuele aanranding van minderjarigen via de webcam of het elektronisch pesten van klasgenootjes, welke handelingen bijvoorbeeld recent aan het licht zijn gekomen. Wat wordt het mooi op de elektronische snelweg van toen.
Vooral de muziek- en filmsectoren leiden zwaar onder de ongebreidelde mogelijkheden tot misbruik die internet biedt. Illegale muziek is simpelweg bon ton geworden. Daarbij valt het rijden zonder licht op de fiets in Amsterdam in het niet. Soms hoor je zeggen dat de schuld bij de sector zelf ligt, die niet met haar tijd meegaat. Onzin. Piraterij is geen burgerlijke ongehoorzaamheid.
Geen wonder dat de Stichting Brein en verwante organisaties in de branche, samen met individuele platen- en filmmaatschappijen met regelmaat voor hun belangen opkomen. Op 13 juli jl. deed het Gerechtshof Amsterdam in kort geding uitspraak in de zaak Stichting Brein versus UPC cum sui. In dit geding ging het om de vraag of de ISP’s gehouden zijn om aan de raadsman van Brein schriftelijk opgave te doen van de namen en adressen (de NAW gegevens) van de abonnees ‘aan wie ieder van hen de IP-adressen heeft toegekend op data en tijden als vermeld in de door Stichting Brein verstrekte, aan de inleidende dagvaarding gehechte lijst’.
In eerste instantie wees de rechter op 12 juli 2005 de daartoe strekkende vordering van Stichting Brein af en tevens het hoger beroep pakt negatief voor de industrie uit. De bottum-line van het arrest luidt namelijk: de Internet Service Providers zijn in dit geval niet gehouden om schriftelijke opgave te doen van namen en adressen van de abonnees aan wie IP-adressen zijn toegekend.
Belangrijk is de motivering van de uitspraak. Volgens beide rechters ontbeert de wijze waarop Stichting Brein de IP-adressen heeft laten verzamelen en verwerken een rechtmatige grondslag, met als gevolg dat de ISP´s het verzoek tot bekendmaking van de NAW gegevens behoren te weigeren.
Stichting Brein maakte in dit kader gebruik van de diensten van MediaSentry, Inc., welke op een manier werkt waarbij de ISP’s de resultaten in twijfel trekken. Zij verwijzen naar hun eigen deskundigenverklaring, waarin staat dat aan consumenten doorgaans dynamische IP-adressen worden toegekend, waardoor de gebruiker per internet-sessie een ander IP-adres toegewezen kan krijgen. Indien door Stichting Brein niet ten minste drie combinaties van IP-adres met data en tijdstippen worden verstrekt, loopt men de kans de verkeerde persoon te identificeren. Voor beide rechters snijdt dat verweer hout.
En bovendien geldt: zelfs indien de gebruiker van het IP-adres op het door MediaSentry vastgestelde moment bezig was bestanden vanaf zijn computer op het internet aan te bieden, staat daarmee nog niet vast dat daardoor inbreuk werd gemaakt op enig aan betrokkenen toekomend auteursrecht of naburig recht.