Opheffen concurrentiebeding brengt kenniseconomie niet in gevaar
Om te beginnen is het niet zeker of er echt sprake is van een onderinvestering in IT-kennisverwerving. Er is zeker sprake van een conjuncturele teruggang. Tijdens een recessie lozen IT-werkgevers eerst hun ondergeschoolde personeel en zijn IT-opdrachtgevers huiverig voor nieuwe investeringen. Zo zijn er voor minder vooruitstrevende IT-projecten minder bij te scholen IT-kenniswerkers nodig en volgt een structurele teruggang van de opleidingsbehoefte. Ook als werkelijk sprake zou zijn van onderinvestering in IT-kennisverwerving moet de oplossing van dat probleem worden gebaseerd op een juiste analyse van de oorzaak. Het is een beetje flauw, dat BDV hun gram richten op het ‘kersverse’ PvdA- kamerlid Hannie Stuurman (en niet: ‘Schuurman’). Zij sprak slechts uit wat de vakcentrales FNV, CNV en UnieMHP al in 2002 in een nota hadden onderbouwd. De regering wil in het nieuwe Burgerlijk Wetboek vaste, wettelijke grenzen aan de inhoud en duur van het concurrentiebeding. De vakbeweging gaat nog een stap verder, en wil dat de nietigheid van het concurrentiebeding klip en klaar wordt vastgelegd. Van arbeidsovereenkomsten zonder de mogelijkheid van een concurrentiebeding verwachten BDV desastreuze gevolgen voor de kenniseconomie. Maar ze noemen precies die gevolgen, die ook nú al zichtbaar zijn terwijl het concurrentiebeding nog welig tiert: ‘Uitstroom van kenniswerk naar lagelonenlanden’ en ‘IT-dienstverleners die steeds minder aan kennisontwikkeling doen. Opleidingscentra worden gesloten.’ Deze argumentatie is niet sterk, want afschaffing van het concurrentiebeding zou dan ‘hoogstens’ de kenniseconomie nog méér in gevaar brengen. Toch zien BDV ook in, dat er méér nodig is om het probleem van onderinvestering in IT-kennisverwerving te verhelpen. Vandaar ook hun voorstel voor een verplicht transfersysteem voor IT-kenniswerkers. De oorzaak voor de onderinvestering in IT-kennisverwerving zoeken BVD in het verschijnsel, dat er ‘altijd’ partijen zijn die ‘ongestraft’ mensen willen wegkopen en zo kennisinvestering van andere werkgevers te ‘cashen’. Economen noemen dit het ‘free-riders’ argument. In het Nederlandse kartelparadijs is dit (al dan niet vermeende) ‘stropersgedrag’ vroeger vaak een beslissend argument geweest voor het door de overheid sanctioneren van concurrentie-beperkende ondernemersregelingen. Het grote bezwaar van zulke regelingen is steeds, dat een bepaald bedrijfsmodel als uitgangspunt dient, en soms zelfs wordt voorgeschreven, en dat er inefficiënte elementen in de kostprijs van producten en diensten worden gebracht. Zulke regelingen blijken bovendien moeilijk te beëindigen: ze blijven voortbestaan, lang nadat de oorspronkelijke oorzaak is verdwenen. En uiteindelijk dienen ze soms ook als kapstok voor geheime prijskartels, zoals recent in de bouwsector nog eens mocht blijken. In de IT-branche heeft het stropersargument als opmerkelijke karakteristiek, dat er wél sprake zou zijn van oneerlijke concurrentie tussen ondernemers, maar niet van oneerlijke concurrentie dóór ondernemers. Er is immers geen sprake van ‘ongestraft cashen’ door de nieuwe werkgever: die betaalt aan zijn nieuwe werknemer wat die waard is, en dat was dan blijkbaar méér dan de oude werkgever betaalde. Als er al iemand zou ‘cashen’, dan is het de werknemer. In de praktijk blijkt ondertussen in de Nederlandse economie van zulk ‘cashen’ in het algemeen weinig of géén sprake te zijn. Nog in 2002 kwam de Organisatie voor Strategisch Arbeidsmarktonderzoek (OSA) tot de bevinding, dat werknemers die bedrijfsopleidingen volgens hun werkgevers juist níet eerder verlaten dan werknemers die geen opleidingen volgen. Verstandige werkgevers weten hun door scholing productievere werknemers aan zich te binden. Verstandige werkgevers kiezen voor verstandig personeel, en verstandige werknemers voor verstandige werkgevers. Dat zullen veelal de grotere werkgevers zijn. Investeren legt immers een onzeker beslag op kapitaal, en kleine werkgevers hebben minder mogelijkheden om dit risico van investeringen in personeel te dragen, dan het grootbedrijf. In de kennis-intensieve sectoren zal het kleinbedrijf daarom vooral overleven door specialisatie. Wie klein wil blijven, heeft daarom ook meer aan een zakelijke partner dan aan een werknemer. Volgens BDV kan de kenniseconomie alleen in stand blijven als de IT-branche onderling zou regelen wat IT-kenniswerkers bij hun transfer gaan kosten. Zij signaleren alleen het probleem van de opleidingskosten. Er is in hun betoog geen sprake van het meenemen van klanten naar een nieuwe werkgever, van het gebruiken van beschermde programmacode of van gevoelige, bedrijfsspecifieke informatie. BDV gaan ook voorbij aan het bestaan van meer gebruikelijke, specifiek op de bevordering van scholing gerichte oplossingen. Zo kennen veel bedrijfstakken, zoals de elektrotechniek, sinds jaar en dag opleidings- en ontwikkelingsfondsen, die de bijscholing van medewerkers van aangesloten bedrijven subsidiëren. Aangesloten (betalende) werkgevers kunnen uit zo’n fonds een vergoeding krijgen voor de kosten van relevante bijscholingscursussen van hun werknemers. BDV gaan ook voorbij aan minder ver gaande oplossingen. Zo concludeerde de werkgeversorganisatie VNO-NCW in 2002, dat het veilig stellen van investeringen in personeel beter kon gebeuren met een terugbetalingbeding dan met een concurrentiebeding. En inderdaad tiert in arbeidscontracten het beding tot terugbetaling van opleidingskosten welig, sinds de Hoge Raad in 1983 de criteria heeft vastgesteld voor het terugvorderen van die kosten. Zo bevatte ook de niet-algemeen bindende CAO 2003-2004 voor de Informatie-, Communicatie- en Kantoortechnologiebranche [ICK] enkele bescheiden bepalingen over terugbetaling van opleidingskosten. Het transfersysteem van BDV is voor de stimulering van investeringen in kennisverwerving een veel te grote stap. In de verkeerde, want collectivistische richting. Hun systeem zou ook zeker struikelen over de uitgestrekte benen van de vakbeweging, van de Nederlandse Mededinging autoriteit, en niet in de laatste plaats: van de aan hun onafhankelijkheid gehechte IT-ondernemers. Dat betekent niet dat door de aanstaande beperking of afschaffing van het concurrentiebeding de kenniseconomie een onbereikbaar ideaal zal worden. De Nederlandse IT-branche kan ook met kleinere stappen ter bevordering van investeringen in kennisverwerving vooraan blijven lopen. Marcel Claessen is informaticus en econoom.Bijdragen in de rubriek Opinie staan los van de redactionele opvattingen van AG. De redactie behoudt zich het recht voor artikelen te redigeren en in te korten. Bijdragen voor de rubriek kunnen worden gestuurd aan: ag@wkths.nl onder vermelding van ‘opinie’.