Schiphol
Zo’n 1200 vluchten per dag worden geleid over de drie lange en één korte baan waar Schiphol over beschikt. Doorgaans zijn drie van de vier banen tegelijk in gebruik. Op relatief rustige momenten wordt de toren bemand door vier personen. Iedere verkeersleider heeft een eigen werkplek tot zijn of haar beschikking, die is voorzien van alle benodigde bedieningsinstrumenten. De werkplekken zijn allemaal in principe hetzelfde, hoewel zij in de praktijk voor verschillende taken worden gebruikt. Op Schiphol maakt men, net als op andere luchthavens in de wereld, onderscheid tussen binnenkomende vliegtuigen, vertrekkend verkeer en toestellen die rijden van de plek waar ze zijn geland naar de parkeerpositie of andersom. Op ieder moment tussen de parkeerpositie en het luchtruim wordt de piloot bijgestaan door een eigen operator, die de vitale gegevens van de vliegtuigen voor zijn of haar neus op een aantal manieren kan zien. Tussen elke twee werkplekken in staat een groot scherm, dat radarbeelden weergeeft die afkomstig zijn van ofwel de grondradar of de radar van de naderingsverkeersleiding. Wanneer de bemanning van de toren zicht moet hebben op plekken die niet door de radar worden bestreken, dan maken ze gebruik van videobeelden die met camera’s ter plekke worden opgenomen. Deze beelden worden vertoond op monitoren die hoog in de toren zijn opgehangen. Centraal op iedere werkplek staat een monitor. Wat hierop te zien is, varieert en hangt samen met het doel waarvoor een bepaalde werkplek wordt gebruikt. De verkeersleider kan, met behulp van de kleine schermen in de linkerhelft van de tafel allerlei aanvullende informatie opvragen. Dit scherm biedt toegang tot veelsoortige informatie, zoals de meteorologische gegevens, de situatie op andere vliegvelden en de gegevens van bijvoorbeeld het ILS, het instrument landing system. Aan de rechterkant van iedere werkplek bevindt zich het zogeheten banenpaneel, een indicator die aangeeft welke start en landingsbanen op een bepaald moment in gebruik zijn. Op dit moment wordt nog een mechanische indicatie gebruikt, een gecomputeriseerde versie staat al in de steigers. De gegevens van de vliegtuigen op en rond Schiphol worden niet alleen op het scherm weergegeven, er wordt ook een zogeheten ‘strip’ van gemaakt. Dit is een strookje karton, waarop de voor de verkeersleiding belangrijke gegevens van de toestellen zijn geprint. De hiervoor gebruikte printer staat geheel links op de foto op een karretje. Het gebruik van strips maakt het mogelijk om een vliegtuig eenvoudig over te dragen aan een collega. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de piloot al taxiënd aan het begin van de startbaan is gekomen. Hij gaat dan over van de grondverkeersleider naar de zogeheten torenverkeersleider, die het starten begeleidt. In het midden van de controlekamer staat een aparte console, met daarop een beeldscherm en een reeks telefoons. Twee daarvan fungeren als alarmlijn. Vanuit de verkeerstoren kan daarmee zonder tijdsvertraging contact worden gelegd met hulpdiensten.