Van het kleinste tot het grootste
Maar hij merkt ook graag op dat we die quarks helemaal niet nodig hebben: ‘Het zijn de atomen waar we al onze fantasieën over een utopische toekomst op kunnen projecteren.’ Het grote woord is er dan wel uit: ‘utopische toekomst’. Wat die behelst, daar heeft ’t Hooft wel een natuurkundige visie over. Die baseert hij deels op de ijzingwekkend precieze voorspelling die uitgaat van de wet van Moore. Volgens ’t Hooft maken we vooralsnog slechts het eerste begin van de informatierevolutie mee. ‘Er staat ons nog veel te wachten’. Doordat we in de toekomst over zeer kleine en goedkope elektronische componenten zullen kunnen beschikken, zal het overbrengen en opslaan van informatie nog veel efficiënter kunnen dan vandaag de dag het geval is. Die aanstaande revolutie zal volgens ’t Hooft zijn weerslag krijgen in ‘fotografie, film, het besturen van voertuigen, het bewaken van essentiële componenten van machines en apparaten, het verzorgen van informatie zoals nieuws en actualiteit, vermaak en recreatie, al deze aspecten van de samenleving zullen grondig veranderen, maar ook wat informatie in ruimere zin betreft zal er een revolutie plaatsvinden. Sensoren om temperatuur, beweging, geur en geluid en dergelijke te detecteren en te meten zullen steeds kleiner en goedkoper worden. Onze huizen, auto’s en allerlei andere apparaten zullen een steeds verfijnder zenuwstelsel krijgen.’
Stenen tijdperk
’t Hooft is de mening toegedaan dat de harde schijven die we gebruiken voor geheugenopslag in contemporaine computersystemen over niet al te lange tijd zullen verdwijnen. ‘Men zal overgaan op microscopische geheugenelementen die de informatie die erop staat ook vasthouden als er geen spanning op staat. […]. Het opstarten van computers, het opstarten van specifieke programma’s in die computers en het uitzetten van computers hoeft dan geen tijd meer te kosten en de computers zullen dan ook veel zuiniger zijn in hun energieverbruik. Permanente geheugenelementjes worden nu al gebruikt in mobiele telefoons en dergelijke, dus algemeen gebruik in computers is een kwestie van tijd.’ In de visie van ’t Hooft lijken de computersystemen waar we op dit moment over beschikken uit het stenen tijdperk te komen in vergelijking met de machines van de toekomst die uitgerust zijn met onderdelen van atomaire afmetingen. De denkoefening die ’t Hooft voert op basis van verwachting en hoop is niet nieuw. Richard Feynman, nadrukkelijk door ’t Hooft geciteerd en in 1965 eveneens bekroond met de Nobelprijs voor natuurkunde, sprak in 1959 al het vermoeden uit dat in theorie enorme hoeveelheden informatie op atomaire schaal moeten kunnen worden opgeslagen. ’t Hooft borduurt voort op de inzichten van Feynman. Hij stelt dat het ‘denkende gedeelte’ van onze computers niet groter hoeft te zijn dan een speldenknop. ‘Als je één bit informatie in een hokje van honderd bij honderd bij honderd atomen zou kunnen opslaan, dan zou alle kennis die de mensheid in haar geschiedenis heeft vergaard bijeengebracht kunnen worden in een brokje materie zo klein als een stofdeeltje.’
Vertrouwen
’t Hooft laat zich in zijn optimisme over toekomstige computersystemen eigenlijk alleen verstoren door de vrees dat softwarefabrikanten ‘vervolgens alle extra denkkracht van onze computers zullen opsouperen door nog meer nutteloze functies te bedenken, zodat ook in de toekomst het opstarten en afsluiten van computers onnodig veel van onze kostbare tijd zal opslorpen. Zo is het althans in het verleden steeds gegaan.’ ’t Hooft heeft groot vertrouwen ten aanzien van het menselijk vernuft. Maar over de waarneembare klimaatveranderingen laat hij zich zeer zorgwekkend uit. Hij laat zijn boek via die overpeinzingen over het klimaat overigens een enorme slingerbeweging maken in de richting van het allergrootste, ons melkwegstelsel. Zijn toekomstvisie over bij voorbeeld het interstellaire verplaatsen van planeten is bij wijlen grotesk en soms ook wel vermoeiend. Hij verzekert zijn lezers evenwel dat sciencefiction schrijvers nog veel verder gaan in hun bespiegelingen over wat mogelijk kan zijn. Maar het is zoals ’t Hooft het zelf zegt: ‘Er zijn altijd mensen geweest die hun dromen waar konden maken, zolang ze zich maar hielden aan de wetten van de techniek en die van de natuurkunde.’
Luc van Peteghem
Gerard ’t Hooft, Planetenbiljart, Sciencefiction en echte natuurkunde, 184 pagina’s, Uitgeverij Bert Bakker, ISBN 90 351 3026 X, € 16,95
En ook nog...
Toen Edsger Wybe Dijkstra naar aanleiding van zijn huwelijk in 1957 bij de burgerlijke stand zijn beroep moest opgeven, noemde hij zichzelf ‘computerprogrammeur’. Daarop kreeg hij te horen dat dergelijk beroep niet bestond. Dijkstra, later bekroond met de prestigieuze Turing Award, zou wel eens Nederlands allereerste computerprogrammeur geweest kunnen zijn. Meer anekdotiek, maar vooral heel veel boeiende informatie staat in het bijzonder fraai vormgegeven boek ‘Gedreven door nieuwsgierigheid’. De aanleiding voor deze uitgave ligt in het feit dat de TU/e dit jaar zijn 50-jarig bestaan viert. Het boek wil geen volledigheidsclaim waarmaken, al is het voor lezers van deze rubriek zonder meer over volledig. Bijna van hetzelfde laken een pak is het boek ‘Weten in woorden en daden’, dat aan de Katholieke Universiteit Leuven is ontstaan. Basisidee is dat de lezer ingewijd wordt in de stand van zaken in de wetenschappen. Vooral het hoofdstuk over bio-nanotechnologie is van belang. De meest in het oog springende smet op dit werk is dat de meeste auteurs zich niet de moeite hebben getroost om toegankelijke te schrijven.
Harry Lintsen, Hans Schippers, Eric Berkers & Hans Buiter, Gedreven door nieuwsgierigheid, een selectie uit 50 jaar TU/e-onderzoek, 399 pagina’s, Uitgeverij Stichting Historie der Techniek & Technische Universiteit Eindhoven, ISBN 90 73192 28 5, € 24,50
Bart Raymaekers & Gerd van Riel (red.), Weten in woorden en daden, lessen voor de eenentwintigste eeuw, 360 pagina’s, Uitgeverij Universitaire Pers Leuven, ISBN 90 5867 525 4, € 33,-
Wetenschappelijke mores
21 toppers van het kunnen
Vrouwen en IT