Het ‘Geheugen van Nederland’
Cultureel erfgoed is diverse materie, en over wat wel en wat geen cultuur is, wordt lang en veel gediscussieerd. Over het algemeen maakt men onderscheid tussen hoge en lage cultuur. Cru gezegd is dat het verschil tussen literatuur en lectuur, klassieke muziek en popmuziek, schilderkunst en prentbriefkaarten. Het Geheugen van Nederland maakt dit onderscheid niet in de keuze wat wel en wat niet te digitaliseren. Het geld is beperkt, evenals de tijd. De collecties worden daarom door een onafhankelijke commissie geselecteerd op voorbeeldfunctie en diversiteit. Het Geheugen van Nederland wil namelijk ons cultureel erfgoed voor een zo groot mogelijk publiek beschikbaar maken als content voor internet. Het programma is opgezet naar voorbeeld van American Memory van het Library of Congress, dat op haar site al zo’n 100 collecties on line heeft. Ook in andere landen zijn dergelijke projecten gaande, zoals in Schotland, Frankrijk en Duitsland. Het project is gestart in december 2000 en loopt tot begin 2004. Paul Doorenbosch is bij de Koninklijke Bibliotheek projectmanager van Het Geheugen van Nederland. “Cultureel erfgoed is alles wat waardevol is uit het verleden, dus niet alleen hoge cultuur. Toegankelijk De beslissing wat te bewaren is al genomen door de instellingen die in het verleden de collecties tot stand gebracht hebben.” Doorenbosch legt uit dat de instellingen in de loop der jaren enorme hoeveelheden materiaal hebben verzameld en dat ze zelf selecteren wat ze toegankelijk maken. “In magazijnen liggen enorme hoeveelheden materiaal. Veel ervan is kwetsbaar, veel is ontoegankelijk.” Door het digitaal te maken wordt het voor iedereen zichtbaar. Bijkomende bonus is dat het kwetsbare materiaal veel minder wordt belast. We halen het één keer uit zijn opbergplaats, fotograferen het en bergen het vervolgens weer op.” Dergelijk materiaal wordt in hogere kwaliteit gedigitaliseerd dan objecten die niet zo kwetsbaar zijn. Voor dagelijks gebruik maakt men afgeleiden in lagere resoluties. Een ander gevolg van de digitalisering is dat in die vorm materiaal bij elkaar gebracht kan worden, terwijl de originelen bij afzonderlijke instellingen liggen. “Neem bijvoorbeeld Rembrand. Zijn werk hangt in musea door heel de wereld. Op internet kunnen we alles bij elkaar brengen en 24 uur per dag laten zien. Er is geen afstand meer.” Financiering Financiering voor dit project komt grotendeels van het Ministerie van Onderwijs. Uit ICES-gelden is 15 miljoen vrijgemaakt voor Het Geheugen van Nederland. De Koninklijke Bibliotheek draagt zelf 3,5 miljoen bij en de rest komt van de deelnemende erfgoedinstellingen zoals musea, archieven en bibliotheken. Het belang van het project voor het Ministerie van Onderwijs is dat de gedigitaliseerde beelden uitstekend bronnenmateriaal zijn voor het onderwijs. Voor uitgeverijen is het publiceren van dergelijke informatie vaak een te hoge investering, maar in digitale vorm wordt toepassing en beschikbaarheid een stuk eenvoudiger. Doorenbosch: “KennisNet is nu nog grotendeels een verzameling kabels en computers. Er is vaak gevraagd waar de inhoud blijft en een deel ervan kunnen wij gaan bieden.” Aandacht Hij realiseert zich wel degelijk dat Het Geheugen van Nederland veel aandacht nodig heeft om een groot succes te kunnen zijn. Het gebruik van American Memory was in het begin niet groot, maar zeven jaar na aanvang is er een sterke stijging in het aantal bezoekers. De site telt zeven miljoen objecten. Dat is een indrukwekkend getal. Ook wanneer je weet dat één pagina uit een boek telt als één object, is het nog een enorme hoeveelheid data. En hier wordt het belang van breedband helder, want met een 56K6-telefoonlijntje is het slecht plaatjes kijken. Doorenbosch geeft toe dat zij zelf niets kunnen doen aan de verspreiding van breedband in Nederland. “Maar”,zegt hij “we kunnen het belang ervan duidelijk maken en de verspreiding ervan stimuleren.” Hij is duidelijk tevreden over deze wending in zijn loopbaan. “Het is leuk werk. Je ziet allerlei collecties, en ook de voorwerpen die normaal gesproken in het duister liggen. De verschillende erfgoedinstellingen staan nogal los van elkaar, maar dit project brengt hun collecties samen. Wij maken binnen dit project heel duidelijk afspraken over het hele proces, over hoe we het doen en hoe we de kosten in de hand houden. We willen zo efficiënt mogelijk werken, want we willen zoveel mogelijk digitaliseren.” Efficiëntie is geen overbodige luxe, want het proces is kostbaar en Doorenbosch had liever honderden miljoenen tot zijn beschikking gehad. Apparatuur veroudert, standaarden veranderen. “Wanneer instellingen zelf digitaliseren, lopen ze tegen enorme kosten op. Alles wordt op een server gezet, maar na enkele jaren moeten de hardware en software worden vernieuwd. De digitale gegevens moeten op een gegeven moment worden geconverteerd of opnieuw gemaakt. Standaarden veranderen.” Metadata Het digitaliseringsproces is meer dan alleen een plaatje maken van een object. Een ander belangrijk onderdeel is de metadata. Dat zijn de technische gegevens, de titel of naam, het onderwerp, de tijd waarin het is gemaakt en als het een boek is: de volgorde van de pagina’s. Zonder metadata zijn de digitale objecten nooit goed terug te vinden door de gebruikers. Naast visueel aantrekkelijke stilstaande objecten wil Het Geheugen van Nederland ook audiovisueel materiaal beschikbaar stellen. In weer een ander project werken ze samen met het Nederlands Audiovisueel Archief, waar filmmateriaal uit het verleden ligt opgeslagen. Geen speelfilms, maar journaals, korte filmpjes en bedrijfsfilmpjes. Een klein deel daarvan is al digitaal. Doorenbosch: “Audio en video is tien keer zo lastig te digitaliseren dan tekst of stilstaand beeld en tien keer zo duur. Waar we heel blij mee zijn is dat we extra subsidie hebben gekregen om 250 uur film en 100 uur geluidsopnamen mee te nemen in ons project.” De samenwerking met andere erfgoedinstellingen ziet Doorenbosch steeds verder groeien. “Digitale collecties vervullen op de website van de eigen instelling een andere functie dan op die van Het Geheugen van Nederland. Eigen websites zijn gericht op een specifiek of specialistisch publiek. Wij richten ons op een breed publiek. We zien dan ook graag dat de instellingen dezelfde collectie ook aanbieden via hun eigen site, daar eigen materiaal aan toevoegen en er hun eigen verhaal ermee vertellen. En nogmaals: het wordt leuker met breedband. Vooral audio- en videostreams nemen veel MB’s in beslag. Stel dat een hele klas naar de site gaat om een filmpje te bekijken? Dan wil je goede kwaliteit laten zien en met breedband is dat steeds beter mogelijk.”