SCO bewijst opensourcebeweging een slechte dienst
SCO’s moedermaatschappij Caldera eist een schadevergoeding van ten minste 1 miljard dollar omdat IBM met zijn Linuxactiviteiten doelbewust bezig zou zijn de economische waarde van Unix te vernietigen. Tevens zou IBM verplicht moeten worden de gewraakte activiteiten te staken, op straffe van intrekking van de licentie op Unix die ten grondslag lag aan IBM’s Unixvariant AIX. SCO meent zijn klacht te kunnen bewijzen na een analyse van de broncode van het Linuxbesturingssysteem zoals dat door IBM en andere, niet met name genoemde, Linuxleveranciers wordt verspreid. Volgens SCO zijn stukken code uit de Unix System Vkernel ‘letterlijk’ overgenomen in die Linuxvarianten, terwijl op andere punten de sporen van de herkomst op duidelijke wijze gewist zijn. Giganten Caldera heeft naam gemaakt met rechtszaken tegen ITgiganten. In 2000 wist Caldera Microsoft via een jarenlange rechtszaak te dwingen tot een schikking van 155 miljoen dollar, omdat Microsoft DRDos op oneerlijke wijze uit de markt gedrukt zou hebben ten gunste van MSDos. Caldera had de rechten op DRDos enkele jaren daarvoor middels een acquisitie in handen gekregen. Dat succes zal Caldera ongetwijfeld nog op het netvlies hebben. Nu IBM de aanklacht zo onomwonden weerspreekt, lijkt voortzetting van de rechtszaak dan ook onvermijdelijk. De uitkomst van deze rechtsgang is uitermate ongewis. De overeenkomst tussen stukken code in Linux en Unix System V die SCO zegt te constateren, moet eerst nog bewezen worden. En als deze bewezen wordt, is dat veel minder veelzeggend dan op het eerste gezicht lijkt. Daar staat alleen al de ingewikkelde ontstaansgeschiedenis van Unix borg voor. Unix is in de jaren zeventig van de vorige eeuw ontworpen in de Bell Telephone Laboratories van AT&T, dat aanvankelijk als telefoonmaatschappij weinig zag in een rol als softwareleverancier. Voordat AT&T tot inkeer kwam, waren er al verschillende bronversies in verschillende stadia van ontwikkeling bij andere leveranciers terechtgekomen. Onder andere bij SCO, dat destijds met Microsoft en Intel Xenix, een Unixversie voor Intels 386processors, heeft ontwikkeld. IBM’s AIX heeft code van ten minste twee van die bronversies van Unix geërfd. Zelfs als de verklaring van de overeenkomsten niet in deze herkomst schuilt, moet SCO nog bewijzen dat ze te wijten zijn aan regelrecht kopiëren. Dat is niet eenvoudig. Programmeertalen zijn uit hun aard formalistisch van karakter. Voor lang niet alle oplossingen staan de programmeurs alternatieven ter beschikking, zodat overeenkomsten tussen het werk van verschillende teams van programmeurs haast onvermijdelijk zijn. Bovendien zijn in de loop der tijd rond Unix talloze samenwerkingsverbanden gesmeed en weer verbroken. Daarbij is een veelvoud aan overeenkomsten voor wederzijdse uitwisseling van technologie gesloten. Zelfs als de gewraakte code afkomstig is uit de codebasis waar SCO de rechten op heeft, valt niet uit te sluiten dat IBM op basis van een lang geleden gesloten overeenkomst het recht heeft die code naar eigen goeddunken te gebruiken. Langdurig Als SCO in het gelijk wordt gesteld, krijgt een commerciële partij de rechten op onderdelen van Linux. Dat is op zich niet in strijd met de uitgangspunten van de open sourcebeweging, zolang inzage in de broncode gewaarborgd blijft. Maar het kan wel ernstige beperkingen opleveren aan wat de opensourcegemeenschap met de code kan doen, en leidt tevens tot ingewikkelde afrekenmodellen als SCO zijn rechten te gelde wil maken. Langdurig voortslepen van de rechtszaak is zo mogelijk nog erger, want zo lang de rechtszaak voortduurt, staat de legitimiteit van opensourcesoftware ter discussie. Dat schaadt de acceptatie, want bedrijven zullen er weinig voor voelen om software te gebruiken waarvan onduidelijk is hoe de rechten geregeld zijn.