Overslaan en naar de inhoud gaan

Banken lijken te vergeten dat LCI ook nog ICT-diensten levert

LCI wankelt. Directeur A.H. van Drooge probeert het nog wel: “Negatief eigen vermogen? Geen sprake van. We hebben uitstel van betaling aangevraagd. Dat is heel iets anders.” Hij heeft gelijk, maar voor de financiers blijken liquiditeitsproblemen en solvabiliteitsproblemen toch wel erg dicht bij elkaar te liggen. Vooralsnog (we schrijven woensdag) bleek bijvoorbeeld geen bank bereid de nood aan ‘kort geld’ bij LCIte lenigen.
Tech & Toekomst
Shutterstock
Shutterstock

Het bedrijf zegt te zijn getild door het management van dochter Computer Centrum Wien, dat onder normale omstandigheden z’n winst genereert door verkoop van hoofdzakelijk hardware aan onder meer overheids- en semioverheidsinstellingen. Maar nu is er zo’n 30 miljoen euro verdwenen en dat is niet, zoals het management eerder nog suggereerde, het gevolg van het slechte betalingsgedrag van de Oostenrijkse afnemers. Wat er precies is gebeurd, is in ieder geval voor de buitenwacht nog onduidelijk. De concerndirectie heeft, hangende het interne onderzoek, nog geen aangifte gedaan. Ondertussen wil Compaq wel graag z’n geleverde apparaten vergoed zien. Een ‘liquiditeitsprobleem’? Strikt genomen wel, zo lang het ontbrekende geld wordt gezien als een ‘kortlopende schuld’. Maar dan wel een fors liquiditeitsprobleem. Als maat voor de liquiditeit van een bedrijf wordt doorgaans gekeken naar het verhoudingsgetal van de vlottende activa en de kortlopende schulden, oftewel de ‘current ratio’. Op 30 april, bij het aflopen van het gebroken boekjaar 2001, bedroeg die voor LCI 1,55. Op zich al niet hoog, maar tot dusver blijkbaar acceptabel. Lenen om de zeperd van 30 miljoen euro op te vangen, zou deze ratio naar 1,13 doen zakken. En dat is toch echt te weinig, zo oordeelde kennelijk Credit Suisse First Boston, die werd benaderd om de problemen in Wenen te helpen oplossen. En zo wordt een liquiditeitsprobleem dan toch een solvabiliteitsprobleem, want wat rest LCI nu anders dan de schuld ten laste te brengen van het eigen vermogen? Maar ook daarmee zijn de problemen voor LCIniet van de baan. Solvabiliteit is de mate waarin een onderneming in staat is bij opheffing aan z’n financiële verplichtingen te voldoen. Nu is opheffing in het geval van LCI zo een-twee-drie niet aan de orde, als er tenminste niet nog meer lijken uit kasten komen. Maar het is wel verleidelijk ook eens de solvabiliteitsratio van het bedrijf te berekenen. Het gaat dan om de verhouding tussen het garantievermogen en het totaalvermogen. Die staat in het jongste jaarverslag krapjes op 0.39. Door afboeking van 30 miljoen euro zou deze waarde echter kelderen tot ongeveer 0.23. En dat is naar redelijke maatstaven onvoldoende. Er zit voor LCI dus weinig anders op dan een van de vele bedrijfsonderdelen te gelde te maken. LCI heeft 22 dochterbedrijven, er is dus keus zat. Toch kijkt vrijwel iedereen naar één opvallend maar ook nogal speculatief element binnen het concern: de dochteronderneming SmartPen. Op zich is die interesse wel te verklaren. Het betreft hier een tot de fantasie sprekend product, een ‘intelligente’ pen, die voelt wie hem hanteert. Bovendien zijn er al jaren plannen om het bedrijf, dat de rechten op de SmartPen-technologie exploiteert, separaat naar de beurs te brengen. Het Jaarverslag van LCIbesteedt er ook veel aandacht aan, misschien wel onevenredig veel. Zeker als we de bijdrage die de pen levert aan de concernomzet als maat zouden nemen. Strikt genomen kennen we die – zolang er geen prospectus is – niet, maar men hoeft geen accountant te zijn om te constateren dat de LCI-pen nog lang niet de ’cash cow’ is die het volgens LCI-oprichter Sam Asseer kan worden. Veel investeringen LCI doet al jaren al het mogelijke om bij de dit jaar aangekondigde beursgang van SmartPen goed voor de dag te komen. De uitgaven voor onderzoek, ontwikkeling en marketing van het product zijn de afgelopen vier jaar jaarlijks verdubbeld en bereikten vorig jaar een niveau van ruim 11 miljoen euro. Sinds het product midden jaren negentig in het portfolio werd opgenomen, is zo’n 20 miljoen euro in in de SmartPen geïnvesteerd. Over de opbouw van het bedrag doet LCI een beetje geheimzinnig. Meer dan de helft zou bestaan uit marketingkosten. Het resterende deel is onderzoek en ontwikkeling, onder meer om de pen geschikt te maken voor BlueTooth, een belangrijke standaard op het gebied van draadloze uitwisseling van informatie tussen computers, PDA’s en randapparaten. De technologie is al geruime tijd beschikbaar. Toch heeft deze zich nog niet weten uit te worstelen boven het niveau van een ’leuke curiositeit’, zoals dat met bijvoorbeeld irisherkenning wel is gelukt. Dat hoeft niet per se het gevolg te zijn van twijfels over de technische merites van het product. De SmartPen is een bedrijfseigen technologie van LCI, dat het volledig op eigen kracht probeert te exploiteren. Het gevolg daarvan is dat leveranciers van toepassingen waarin elektronische identificatie een rol speelt, zich geen van allen echt met de SmartPen committeren. Wat dat betreft is het de vraag of het, markttechnisch gezien, wellicht niet verstandiger zou zijn geweest als LCI, in plaats van op een beursgang aan te sturen, eerst op zoek was gegaan naar een hardwareleverancier die tot een aandelenruil met SmartPen bereid was geweest. Maar daarvoor is het inmiddels wat laat. Intussen dreigt de SmartPen ook in technologisch en prijstechnisch opzicht achter te raken bij andere biometrische technieken. De SmartPen moet alleen al aan licentie-inkomsten 200 dollar per stuk gaan opbrengen. Daar komen voor de eindgebruikers nog de productiekosten bij, zodat we ervan uit mogen gaan dat het product prijstechnisch in een moeilijke positie zit ten opzichte van bijvoorbeeld een chipcard met iris-gegevens. Vervreemden Maar ook als de beursgang van SmartPen niet doorgaat of een sof wordt, heeft LCI naar het zich laat aanzien genoeg vlees aan het lijf om z’n financiële problemen op te lossen. De firma beschikt over een groot aantal dochters, die vrij onafhankelijk van elkaar opereren op elkaar zowel technisch als geografisch soms sterk overlappende markten. Juist door deze losse integratie van de dochters moet het niet moeilijk zijn een of meer van deze meerendeels goed draaiende bedrijven te vervreemden aan een collega-onderneming. Dat dat zeer doet, doet er in de situatie waarin LCI verkeert even niet toe. Niet thuisland Nederland, maar België is het land waar LCI het grootste deel van z’n omzet realiseert. LCI heeft daar, afgezien van SmartPen, nog een stuk of acht dochterbedrijven. Over de omzet en rentabiliteit van afzonderlijke dochters laat de holding weinig los, maar het laat zich raden dat vooral de advies- en softwarebedrijven een substantiële bijdrage leveren aan de rentabiliteit van LCI. Het gaat dan onder meer om bedrijven als Covra, Erudict, Prodata Systems en Soft Cell. Soft Cell, dat in 1981 van start ging, levert tot ver over de landsgrenzen geïntegreerde bedrijfssoftware voor zaken als productieplanning, administratie en e-business. Met 180 medewerkers worden 350 klanten bediend. Leger en Spoorwegen Prodata heeft een goede positie als aanbieder van ICT-producten en -diensten aan overheids- en semioverheidsinstellingen. Het bedrijf leverde onder meer de plaatsbewijsautomaten voor de Belgische spoorwegen en richtte voor het Belgische leger de nieuwe centrale commandopost in, vanwaaruit alle onderdelen ’ter land, ter zee en in de lucht’ aanspreekbaar zijn. Minder opvallend maar zeker ook een blik van de banken waard zijn Erudict en Covra, die elkaar met respectievelijk ruim honderd en circa 35 medewerkers vrijelijk beconcurreren op de markt voor ICT-advies en -diensten. Het gaat dan om zaken als begeleiding van invoering van uiteenlopende toepassingen zoals ERP, CRM, logistieke ketenintegratie en e-business. Soortgelijke diensten worden in Nederland door LCI Consultants geleverd aan onder meer de financiële-dienstenindustrie. Een van de meest in het oog springende projecten van dit bedrijf was de automatisering van de gedistribueerd werkende redactie van het landelijke dagblad De Telegraaf. Door te kiezen voor een zogeheten ’thin-client’-infrastructuur werd daar een bedrijfszekere en makkelijk te beheersen productieomgeving ontwikkeld voor een veeleisende gebruikersgroep. Verder heeft LCI nog vestigingen in onder meer Frankrijk, Spanje, Oostenrijk, de Verenigde Staten en Denemarken en een aantal Oosteuropese landen. Daarbij gaat het lang niet alleen om verkoopvestigingen, zoals bijvoorbeeld wel hoofdzakelijk het geval is met de twee bedrijven in Luxemburg. De vestigingen in de Oosteuropese landen leveren vooralsnog geen echt belangwekkende bijdrage aan de resultaten van LCI, al groeien ze volgens directeur Van Drooge wel snel. Al met al genoeg om te vermoeden dat vergelijkingen met Baan en L&H, dat ook aan fraude bij buitenlandse vestigingen ten onder ging, in het geval van LCI niet op z’n plaats zijn. Bovendien is er, voor wie van exotische financiële constructies houdt, nog de claim van 237 miljoen euro op Motorola. In het Financieele Dagblad stelt columnist Bartjens voor deze naar het voorbeeld van ’Begaclaim’ te gelde te maken. Van Drooge ziet daar echter weinig heil in: “geen haar op m’n hoofd”.

Lees dit PRO artikel gratis

Maak een gratis account aan en geniet van alle voordelen:

  • Toegang tot 3 PRO artikelen per maand
  • Inclusief CTO interviews, podcasts, digitale specials en whitepapers
  • Blijf up-to-date over de laatste ontwikkelingen in en rond tech

Bevestig jouw e-mailadres

We hebben de bevestigingsmail naar %email% gestuurd.

Geen bevestigingsmail ontvangen? Controleer je spam folder. Niet in de spam, klik dan hier om een account aan te maken.

Er is iets mis gegaan

Helaas konden we op dit moment geen account voor je aanmaken. Probeer het later nog eens.

Maak een gratis account aan en geniet van alle voordelen:

Heb je al een account? Log in

Maak een gratis account aan en geniet van alle voordelen:

Heb je al een account? Log in