Collumn Van Bellen
Het nieuwe ICT-programma van de Europese Commissie dat in juni is aangekondigd heet ‘iEurope 2010’. Het vervangt het ‘eEurope’-programma dat doelstellingen had ter stimulering van ICT in Europa binnen de zogenaamde Lissabon-agenda uit 2000: Europa als ‘most competitive knowledge economy in the world’. Dat klaroengeschal is in de vijf jaren sinds de vaststelling van de Lissabon-agenda beduidend minder luid geworden, en terecht. De Europese economie kwakkelt en we zien de VS, China, India en andere landen veel meer voortgang maken dan Europa zelf. En ondertussen is er ook nog een bestuurlijke crisis door het afwijzen van de Europese ‘grondwet’ door Nederland en Frankrijk (en voorzover u het niet wist: Duitsland, waar de President de ratificatie door het Parlement niet wil ondertekenen). Door al die commotie op bestuurlijk niveau is de nieuwe ICT-policy ondergesneeuwd. En dat is jammer, want het iEurope 2010 programma zet opvallende nieuwe accenten vanuit de perceptie dat de toepassing van ICT van groot belang is voor economische groei en werkgelegenheid. De academische discussie over de (al of niet aanwezige) relatie tussen productiviteitsgroei en het gebruiken van ICT is gelukkig niet meer aan de orde. Sterker: als ‘as’ van een groot aantal innovatieve concepten is ICT cruciaal. De Commissie stelt daarbinnen drie doelen: - -Er moet snel een ‘single European information space’ komen, een virtuele interne markt dus; veilig en open. - -R&D investeringen rond ICT moeten worden versterkt met een duidelijke koppeling naar toegevoegde waarde van de resultaten in de markt. - -Iedereen moet kunnen participeren. De overheid moet optimaal inzetten op elektronische dienstverlening. Nu is het bovenstaande natuurlijk nog zo abstract als wat. Maar Eurocommissaris Redding (Luxemburg), de peetmoeder van het nieuwe programma, heeft in de plannen concrete stappen en ook nieuwe methoden om resultaten te bereiken verstopt. R&D programma’s in het Zevende Kaderprogramma (miljarden!), wetgevingsactiviteiten en stimuleringsactiviteiten (zoals vergelijkingen van de voortgang in landen) zullen op elkaar worden afgestemd. Dat is interessant: kostbaar onderzoek moet tot iets leiden, liefst snel, en juristen moeten iets maken dat daarop aansluit en niet al achterhaald is als het klaar is (na jaren knutselen dus, ik noem bijvoorbeeld Richtlijnen als Telecom, Privacy, Elektronische Handtekeningen) en het constateren van het achterblijven van een land of regio moet leiden tot actie. Een ander slim element is dat de Commissie alle Europese landen oplegt een eigen nationaal actieplan te maken. Hierop zullen ze worden afgerekend wat betreft voortgang op het behalen van de drie bovengenoemde doelen. Dus nu eens niet een barometer uitgevoerd door een gewillige consultant over wie er hoog of laag op de ladder staat, maar een verantwoording van transparante en vergelijkbare eigen doelstellingen. De EU-lidstaten kunnen bij het niet bereiken van deze doelen niet de benchmark of opsteller daarvan de schuld geven, maar gaan gewoon zelf ‘nat’, ook in politieke zin. Als we de agenda van dit spel bekijken zien we dat Engeland als huidige voorzitter van de EU flink het voortouw neemt. Het is in Europa economisch het beste jongetje van de klas en zal voor een pittige invulling van iEurope 2010 zorgen. Als een van de weinige landen heeft zij de waarde van dit onderwerp ingezien. Op 5 september worden in Londen de accenten gelegd, ik houd u op de hoogte. Oostenrijk staat als voorzitter van Europa in de eerste helft van volgend jaar te trappelen. De accenten uit die hoek zouden wel eens op doorbraakconcepten als e-authenticatie kunnen liggen, een verborgen ‘killer-ap’ van de Europese informatie-maatschappij waarop men in Wenen zijn kaarten zet. Wat moet Nederland nu doen? Nederland heeft vanuit het ministerie van Economische Zaken goede sier gemaakt eind vorig jaar met een waardevolle eerste aanzet tot vernieuwing van de Europese ICT-agenda. Nu is het zaak zelf keuzes te maken. De lijn van iEurope is verfrissend, bij de accenten past een eigen nationale agenda. En bovenaan daarbij staat naar mijn mening het onderwerp ‘interoperabiliteit’. Wat zegt u, kunt u dat spellen? O ja, ‘standaarden’. Bah, technisch, saai, niet sexy. Maar pas op, dat onderwerp staat niet voor niets ineens hoog genoteerd in iEurope 2010. Applicaties genoeg, infrastructuren ook. Maar nu nog massa, schaal en versnelling wat betreft toepassingen. En dat betekent dat informatie eenduidig geïnterpreteerd moet worden, dat systemen met elkaar moeten communiceren, en dat breedband in regio X wat betreft de diensten erover kan aansluiten bij regio Y. En laten we als Nederland nu verdomd goed zijn in dat soort concepten! Een van de geheimen van de expansie van Ahold in de jaren negentig was het coderingstelsel van artikelen. Datzelfde zit onder de motorkap van de doe-het-zelf ketens, de Rotterdamse haven of de sierteeltsector. En die standaardisatiekennis, vanuit bedrijfsprocessen en niet vanuit technologie, moeten wij positioneren. In Europa, dat een prima traditie heeft met afspraken rond interoperabiliteit. Wat dacht u bijvoorbeeld van GSM? Tijd voor nieuw Europees elan dus. Ik geloof in iEurope, oftewel: ‘ik Europa’! AUTEUR: Arie van Bellen Arie van Bellen is directeur van ECP.NL, platform voor eNederland, en lid van de door de EU ingestelde Europese adviesgroep van deskundigen voor eEurope.