Overslaan en naar de inhoud gaan

De kracht van medezeggenschap

Begin september is het CAO­seizoen 2002­2003 formeel geopend, nadat via de media over en weer de nodige schoten voor de boeg zijn gedaan. Opvallend thema in de schotenwisseling van deze zomer betrof de rol van ondernemingsraden bij het afsluiten van CAO’s. Het startschot werd op 6 augustus jongstleden in NRC Handelsblad gegeven door J. Schraven, voorzitter van VNO­NCW.
Tech & Toekomst
Shutterstock
Shutterstock

Schraven heeft een commissie benoemd die uitzoekt of werkgevers voor het afsluiten van CAO’s voortaan beter kunnen praten per bedrijf, bijvoorbeeld via de ondernemingsraad (OR). De achterliggende gedachte is dat de vakbonden in steeds mindere mate de werknemers vertegenwoordigen. In reactie hierop laat L. de Waal, voorzitter van FNV vakcentrale, in De Telegraaf van 17 augustus en in NRC Handelsblad van 24 augustus aantekenen om deze gedachte ‘hartelijk te hebben gelachen op een terrasje in Portugal’. Om vervolgens aan te geven een dergelijk voorstel al jaren geleden te hebben geopperd, maar dat de (individuele) werkgevers dit zelf niet willen. Het gaat hier niet om het gelijk van Schraven of De Waal. Wel is aan de orde dat ondernemingsraden zich in een proces van verandering bevinden. Een proces dat kenmerken vertoont van een groei naar volwassenheid en dat zal uitmonden in een toenemende professionalisering van de medezeggenschap in Nederland. Met als logisch gevolg dat dit ten koste zal gaan van de traditionele rol en daarmee van de positie van de vakbonden. De ervaring van directie én ondernemingsraad bij het vorm en inhoud geven aan de medezeggenschap bij Cap Gemini Ernst & Young Nederland B.V. (CGEY) mag exemplarisch heten voor de veranderingen die optreden. Laat in de eerste plaats duidelijk zijn dat de vakbonden bij CGEY op geen enkele manier buiten de deur worden gehouden. Wel kan worden vastgesteld dat bij de meest recente verkiezingen voor de OR (een raad van 21 personen op 5.400 werknemers) geen enkele kandidaat vanuit die achtergrond is gekozen. Laat ook duidelijk zijn dat binnen CGEY (en zijn rechtsvoorgangers) reeds sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw een traditie bestaat van bestuurlijk overleg met de OR. In de ICT­sector was dit bedrijf daarmee één van de eersten. Het steekt dan ook wel eens dat als gesproken wordt over vraagstukken van bedrijfsvoering of arbeidsvoorwaarden binnen de ICT­sector, bij vakbondsbestuurders een houding wordt aangetroffen die neerkomt op: ‘het is nog zo’n jonge sector: zij moeten het nog leren’ en ‘let maar goed op hoe wij het doen’. Of om in dit verband De Waal nog maar eens te citeren uit NRC Handelsblad van 24 augustus: ‘En daarbij: als ze (red: de werkgevers) weigeren met ons te onderhandelen, komen we toch langs om trammelant te maken’. Het is alleen al om de sfeer die uit dit soort uitspraken opstijgt, dat zowel de bestuurder als de OR van CGEY zich gelukkig prijzen een geheel andere intentie en stijl als uitgangspunt in het onderlinge overleg te kunnen hanteren. Het doen van dergelijke uitspraken doet bovendien vermoeden ­ en dat is in zijn positie verontrustend ­ dat De Waal te weinig notie heeft van de huidige gang van zaken op het gebied van de medezeggenschap in het algemeen en van die in de ICT­sector in het bijzonder. De tijd dat ‘de arbeidsvoorwaarden’ als geïsoleerd thema op de agenda stonden, ligt ­ in ieder geval binnen CGEY ­ al heel ver achter ons, zonder daarbij overigens het belang van het thema te miskennen. Waar het om gaat is dat de medezeggenschap zich vanuit dit (grond)thema gaandeweg ontwikkeld heeft tot datgeen wat de wetgever met de WOR kennelijk heeft bedoeld: actief en participerend meedenken over en medezeggenschap voeren bij alle aspecten die het bedrijfsbelang betreffen. Als bestuurder en OR samen eenmaal op weg zijn in zo’n model is voor de traditionele en eenzijdige insteek van de vakbonden (x procent of anders !) weinig plaats meer. De tijd lijkt voorbij dat vakbonden op één aspect het vergrootglas kunnen zetten (arbeidsvoorwaarden) en daarmee in belangrijke mate de verhouding tussen werkgever en werknemer kunnen regelen (of belasten). Hier zit ook de angel voor de vakbonden, simpelweg omdat men niet anders kan. Waar de tendens steeds sterker neigt naar kleurrijk maatwerk op bedrijfsniveau, blijven veel bonden volharden in het aanbieden van grijze confectie voor de massa. Dat het ook anders kan, mag blijken uit een gezamenlijk initiatief dat recent is genomen door de bestuurder en de OR van CGEY. De afgelopen periode is invulling gegeven aan de transformatie van een traditionele arbeidsverhouding tussen werkgever en werknemer naar een vernieuwende arbeidsrelatie. Eén en ander wordt verwoord in het zogenoemde PRM Charter (People Relation Management). In het PRM Charter wordt aangeven hoe op te onderscheiden kenmerken invulling wordt gegeven aan de wijze waarop werkgever én werknemer hun specifieke relatie inrichten. Hierin worden deels collectieve (bedrijfseigen) aspecten verankerd en bestaat verder vooral veel ruimte voor nadere individuele invulling: van twee kanten wel te verstaan. Dát een dergelijk concept thans bij CGEY wordt uitgewerkt, zegt iets over de mate waarin en de wijze waarop de OR actief is en participerend meedenkt met de bestuurder over het gezamenlijk bedrijfsbelang. Uiteraard zijn aan het hanteren van een dergelijk model randvoorwaarden verbonden. Als belangrijke elementen kunnen worden genoemd durf, ruimte voor onderlinge kwetsbaarheid en wederzijds vertrouwen. Dat vereist om te beginnen (h)erkenning van de status en het gezag van de OR, mede op basis van het draagvlak dat de raad heeft in de organisatie. Een andere belangrijke randvoorwaarde betreft de nodige professionaliteit en daarmee verband houdende faciliteiten van de OR. Hoe groter de ‘countervailing power’ des te beter komt de toegevoegde waarde van een OR tot uitdrukking. Zo beschouwd is de medezeggenschap in Nederland mogelijk op weg van de puberteit naar de volwassenheid. Het zou jammer zijn als dat ten koste gaat van de traditionele rol van de vakbonden. Vanuit een ander perspectief kan de expertise die aanwezig is bij de vakbonden immers van grote toegevoegde waarde zijn om ondernemingsraden met raad en advies terzijde te staan en door de puberteit heen te helpen. Daarom zouden de bonden nog eens kunnen overwegen om deze door de werkgevers voorgestelde nieuwe rol van de ondernemingsraden eerder te steunen dan af te wijzen. Het zou bovendien niet misstaan om de discussie over dit onderwerp nadrukkelijk te betrekken bij de reeds door het vorige kabinet aangekondigde evaluatie van de Wet op de ondernemingsraden. Henk Wesselo is directeur PRM­manager van Cap Gemini Ernst & Young Nederland B.V., Peter Otten is voorzitter van de ondernemingsraad van deze onderneming.Bijdragen in de rubriek Opinie staan los van de redactionele opvattingen van AG. De redactie behoudt zich het recht voor artikelen te redigeren en in te korten. Bijdragen voor de rubriek kunnen worden gestuurd aan: ag@wkths.nl onder vermelding van ‘opinie’.

Lees dit PRO artikel gratis

Maak een gratis account aan en geniet van alle voordelen:

  • Toegang tot 3 PRO artikelen per maand
  • Inclusief CTO interviews, podcasts, digitale specials en whitepapers
  • Blijf up-to-date over de laatste ontwikkelingen in en rond tech

Bevestig jouw e-mailadres

We hebben de bevestigingsmail naar %email% gestuurd.

Geen bevestigingsmail ontvangen? Controleer je spam folder. Niet in de spam, klik dan hier om een account aan te maken.

Er is iets mis gegaan

Helaas konden we op dit moment geen account voor je aanmaken. Probeer het later nog eens.

Maak een gratis account aan en geniet van alle voordelen:

Heb je al een account? Log in

Maak een gratis account aan en geniet van alle voordelen:

Heb je al een account? Log in