De waterputten van de 21e eeuw
Internet is booming en inmiddels zijn alle landen op het continent ‘online’, met e-mail als veruit de populairste toepassing. Maar er mag dan de afgelopen vijf jaar behoorlijk wat verbeterd zijn op het gebied van communicatie-infrastructuur in Afrika, ‘access for all’ is voor velen nog altijd eerder een droom dan werkelijkheid. Gama Infotech is dè telekiosk in Bamenda, een bedrijvig stadje midden in de hooglanden van Kameroen. De verharde weg houdt zo’n 200 meter voor het pand op, en aangezien het hartje regenseizoen is, wordt de wandeling er naartoe enigszins modderig. Als bezoeker heb je wel wat verbeeldingskracht nodig om te geloven dat op deze plek de digitale snelweg van Bamenda begint. Het uithangbord is echter veelbelovend: e-mail, FTP, website-ontwikkeling, consultancy, softwareontwikkeling, alles lijkt mogelijk. Binnen is het een herrie van je welste. De generator van het aanpalende benzinestation strijdt om de aandacht met het computerspelletje dat twee jongetjes vol overgave spelen. Een fragiel draadje loopt door het raam zonder glas via een boom naar een telefoonpaal. Al bungelend moet het de verbinding met de buitenwereld garanderen. Bedrieger “Je hebt mazzel”, begroet Roland Bah, systeembeheerder en tevens eigenaar, mij. “Gisteren was er niemand want de hele stad zat zonder stroom.” In het kamertje waar hij een jaar geleden het e-mail-postkantoor is begonnen, staan vijf computers. Een dame in een prachtig gekleurde omslagdoek haalt haar e-mail uit de postbox. Een e-mail versturen kost 300 FCFA (ongeveer een gulden), ontvangen slechts 100 FCFA. “In het begin was het heel moeilijk. Niemand wilde geloven dat een briefje in een computer via een telefoonlijn naar een ander werelddeel kon worden verzonden. Mensen dachten dat ik een bedrieger was”, grijnst Bah. Dat dat inmiddels verleden tijd is, bewijst het uitpuilende postvak, waar alle binnengekomen e-mail en nieuwsbrieven alfabetisch worden bewaard. “Mijn kiosk (Gama) gebruikt een ‘store and forward’ e-mail-server die op Windows 98 draait. Sinds juni 2000 hebben we ook een eigen domeinnaam, bamenda.org.” Leden kunnen via een registratieformulier hun verschillende interesses kenbaar maken voor bijvoorbeeld sport, kunst of computers. “Op het moment dat er over jouw onderwerp nieuwe webpagina’s in de off-line bibliotheek beschikbaar zijn ontvang je bericht”, vertelt Roland trots. “Gemiddeld verdien ik zo’n 50.000 FCFA (175 gulden) per maand. Maar ik moet nog altijd inbellen via Douala, zo’n 500 kilometer verderop en door de slechte telefoonlijnen gaat driekwart van mijn inkomsten op aan de telefoonrekening.” Geen of slechte telefoonverbindingen, weinig infrastructuur, computeranalfabetisme, hoge importheffingen op hard en software - omdat computers nog steeds als luxeproducten worden beschouwd. De problemen in Kameroen verschillen niet van die in andere Afrikaanse landen. Vooral de mensen op het platteland, nog altijd meer dan de helft van de Afrikanen, zien zelden iets van de digitale snelweg en blijven verstoken van elke informatie. De digitale kloof tussen Noord en Zuid dreigt daardoor alleen maar groter te worden. Telecenters zouden het redmiddel zijn om die digitale kloof te verkleinen. Sjoera Dikkers van de Evert Vermeer Stichting noemt ze op de website van Oneworld zelfs ‘de waterputten van de 21e eeuw’. Rond de waterput wordt in Afrika immers alle belangrijke informatie uitgewisseld. Maar de meeste Telecenters zijn nauwelijks winstgevend en de gebruikte technologie wordt in het Noorden al weer als achterhaald beschouwd. Tot voor kort waren veel ontwikkelingsorganisaties nog behoorlijk terughoudend als het ging om Afrika en Informatica. “Computers kun je niet eten. Wat moet een Afrikaanse visser nu met een internetverbinding?”, was de standaardopmerking. Nu lijken ook de grote geldschieters steeds meer overtuigd van het nut van ICT in de strijd tegen de armoede. Het Human Development Rapport 2001 van de UNDP, de VN-instelling voor ontwikkelingsprogramma’s, staat helemaal in het teken van de relatie tussen menselijke ontwikkeling en technologie. Volgens het rapport biedt ICT veel mogelijkheden om nieuwe kansen te creëren voor arme mensen: politieke emancipatie, gezondheidsnetwerken, onderwijs op afstand en werkgelegenheid kunnen er mee bevorderd worden. Satelliet Voorlopig blijft het gebrek aan communicatieverbindingen tussen de Afrikaanse landen onderling een groot probleem: alles loopt via Europa of de VS en iedere internationale ISP (internet Service Provider)-connectie kost vele duizenden dollars per maand. Columnist Ben Parker schrijft op de website van Digital Africa: “Internetconnecties uitgetekend op een kaart zouden veel weg hebben van 54 touwtjes die 1 poppetje vasthouden. Als ik een e-mail stuur van Kenia naar Somalië, gaat die via een satelliet naar de US, onder de Atlantische oceaan door een glasvezelkabel naar Europa en het Midden Oosten, via een andere satelliet verlaat hij Dubai om uiteindelijk in Mogadishu terecht te komen.” Dit ontbreken van onderlinge verbindingen is vooral te wijten aan ouderwetse telefoonmaatschappijen die in veel landen nog altijd staatseigendom zijn en zich uitstekend lenen voor het spekken van de zakken van corrupte ambtenaren en politici. Door de grote donoren, de Wereldbank, het Internationaal Monetair Fonds en de Europese Unie, wordt dan ook grote druk uitgeoefend op de Afrikaanse regeringen om de telecommunicatiesector te privatiseren. Alleen zo kan door toenemende concurrentie en verlaging van de prijzen de onderliggende infrastructuur verbeterd worden. Het beste jongetje van de klas is ongetwijfeld Oeganda. Het land heeft zich keurig gehouden aan de eis van de Wereldbank en het IMF om de telecommunicatie sector te privatiseren. “Veel scholen in Oeganda hebben al een LAN. Het enige wat ze nog nodig hebben is een link naar internet”, schrijft Jeff Cochrane, hoofd van het USAID team in Nairobi. “De Makerere College School heeft een 64 Kbps link naar Boston, die ze delen met tien andere scholen. De Wereldbank zorgde voor het materiaal, waaronder een BreezeNet Pro.11 Series SA-10. Een simpel Ethernet verzorgt de verbinding naar een Lan, waaraan een dozijn 486-33’s met minstens 16 MB RAM and 250 MB harddisk hangen, allemaal gered van de Y2K bug en verscheept naar Oeganda. Deze 64 Kbps link naar internet kost slechts 150 dollar per maand, terwijl elk ander land daar 4,500 dollar per maand voor betaalt.” Keuzevrijheid Privatisering betekent niet overal meer concurrentie en werkelijk meer keuzevrijheid. “In 1994 was Kenia het eerste land van Oost-Afrika dat toegang tot internet had. “Waar we eerst een voortrekkersrol hadden, lopen we nu mijlenver achter bij onze buurlanden”, beklaagt Brian Longwe zich op de AFRIK IT mailinglist, een lijst voor ICT-experts in Afrika. Hij is chef technologie van de Telecommunications Service Providers Association Of Kenya (Tespok), een non-profit- organisatie die de belangen behartigt van ISP’s in Kenia. En dat heeft volgens hem niets te maken met gebrek aan geld of investeerders, maar alles met het gebrek aan keuze: “Om als ISP telefoonlijnen of point-to-point data circuits te krijgen, kun je in Oeganda of Tanzania terecht bij verschillende organisaties. Ook heb je de keuze tussen meerdere Satelliet Service Providers. Omdat een groot aantal ISP’s in het kader van de privatisering een vergunning heeft gekregen, lijkt het alsof er ook in Kenia veel keus is. Maar bijna alle ISP’s zijn verplicht de miserabele service van het staatsbedrijf Telkom Kenya Limited te gebruiken.” “Naast de infrastructuur is vooral training belangrijk”, stelt Theo Nde Achua, directeur van de Cameroon Association for Computer Science and Information Technology in Bamenda. “Eerst de opleiding en dan de machines. Kameroen heeft een van de laagste analfabetismepercentages (15,2 procent) van Afrika. Maar 98 van de 100 gekwalificeerde sollicitanten worden afgewezen wegens onvoldoende computerkennis. We hebben hier een groot gebrek aan onderhoudexperts. De levensduur van de apparatuur is kort vanwege slecht onderhoud. Mensen die hier zijn opgeleid, vertrekken naar de VS of Europa. De braindrain uit Afrika blijft doorgaan. Nu op het gebied van ICT.” In veel West-Afrikaanse landen is vooral de distributie van onderwijsmateriaal naar afgelegen gebieden een groot probleem. “Vaak moet je dagen rijden om bij een dorpsschooltje te komen”, vertelt Hans van Oosten, directeur van de Nederlandse Ontwikkelingsorganisatie SNV in Niger, één van de armste landen ter wereld met een analfabetisme van 85 procent. In Niger en Burkina Faso helpt SNV de bevolking met het opzetten van scholen en gemeenschapsradio’s. “Toen ik de eerste keer op het ministerie van Onderwijs kwam, was ik stomverbaasd. Helemaal onder het stof lagen daar stapels educatief materiaal. Zelfs een heel audiovisueel archief.” Afrisat, de satelliet van Worldspace boven Afrika, blijkt een geschenk uit de hemel. “Binnenkort gaan we een nieuw protocol uittesten, waarmee grote AV-bestanden over de satelliet kunnen worden verstuurd. Bestaand archiefmateriaal wordt door een ICT-groep in Niger gedigitaliseerd en bewerkt tot eenvoudige multimediaproducties. Met een snelheid van 128 Kbps worden die via Worldspace verspreid naar verschillende testlocaties, waar docenten en radiomakers up-to-date materiaal via digitale audio-ontvangers kunnen bekijken en gebruiken”, vertelt Jechiam Gural van Noterik & Doonder Multimedia, één van de partners. WorldSpace heeft 5 procent van de totale capaciteit gereserveerd voor non-profit-initiatieven in ontwikkelingslanden. Niger is één van de eerste landen ter wereld waar deze nieuwe satellietservice wordt gekoppeld aan rurale gemeenschapsradio. Van Oosten: “Radio blijft natuurlijk het meest toepasselijke in Afrika. Met numerieke radio kun je een relatief goedkoop communicatienetwerk opzetten. Eén van de grote voordelen is dat je er geen internet voor nodig hebt en het allemaal draait op zonne-energie.” Voor Niger een uitkomst, want de meeste dorpen hebben geen elektriciteit en batterijen zijn verschrikkelijk duur. Steeds meer Afrikaanse regeringen lijken het belang van ICT te onderkennen voor de economische ontwikkeling van hun land. Ook op regionaal niveau wordt meer samengewerkt. Het ‘African Information Society Initiative’ (AISI) pleit ervoor dat elk Afrikaans land zijn eigen ICT-beleid ontwikkelt, afgestemd op de behoeftes en prioriteiten van het desbetreffende land. ‘Leren van elkaars ervaringen’, is de boodschap. De Nigeriaanse minister van Wetenschap en Technologie, Ebitimi Banigo, deed een beroep op de privésector om haar expertise ter beschikking te stellen om zo de informatierevolutie naar de gemarginaliseerde gebieden in Afrika te brengen. In Kameroen heeft de president, Paul Biya, beloofd dat ICT zal worden geïntroduceerd op de middelbare scholen. Minimaal één middelbare school in elke provincie zal een goed geoutilleerd computercentrum met een internetaansluiting krijgen. Ook zullen de importheffingen op computerapparatuur fors naar beneden gaan. Er zit dus schot in de ontwikkelingen op ICT-gebied in Afrika. Maar voorlopig zijn de cijfers voor Afrika ten zuiden van de Sahara niet om te juichen. Slechts 1 op de 200 mensen beschikt over een telefoonlijn. Slechts 0,4 procent heeft toegang tot internet. Een Amerikaan is maandelijks 1,2 procent van zijn inkomen kwijt aan toegang tot internet, in Madagaskar is dit het onmogelijke percentage van 614 procent. Het is duidelijk dat in landen waar nog steeds gebrek is aan water, voedsel en medicijnen, internet niet de hoogste prioriteit krijgt. De zwakke plek blijft in Afrika altijd het gebrek aan geld. De president van Mali, Alpha Oumar Konare, pleitte onlangs tijdens een bijeenkomst van de UN Economic and Social Council voor meer hulp en geld vanuit het Noorden voor de ontwikkeling van ICT in Afrika: “Het is de prijs voor vrijheid, want om bijvoorbeeld eerlijke verkiezingen mogelijk te maken in Mali, zou iedereen toegang moeten hebben tot internet.” Dat is misschien wel erg sterk uitgedrukt, maar de president van Mali legt wel de vinger op de pijnlijke plek. Het Noorden en vele ontwikkelingsorganisaties lijken best bereid meer geld voor ICT-ontwikkelingen in Afrika vrij te maken, maar dan zou het wel erg helpen als dat geld niet langer zou verdwijnen in de zakken van corrupte ambtenaren, ouderwetse telefoonmaatschappijen en weinig transparante regeringen.