De wortel uit min 1
“Ja meid. Zeg eens, als de wortel uit zesendertig zes is en de wortel uit negenenveertig zeven, wat denk je dan dat de wortel uit vijfenveertig is?““Is dat iets van zes komma nog wat?““Ja meid.“Opa krabt zich achter zijn oor. Had ie niet verwacht.“Opa, min drie keer min drie is dat min negen of gewoon negen?““Dat is gewoon negen meid.”“Dus de wortel uit negen is óók min drie?““Ja meid.““ Dat is gek opa, de wortel uit negen is dus én gewoon drie én min drie.““ Ja gek hè, dat is nou een voorbeeld dat een vraag twee heel verschillende antwoorden kan hebben die toch allebei goed zijn.““Maar opa, wat is dan de wortel uit min één?““ Dat is i, de i van Iris en van imaginair. Imaginair betekent denkbeeldig. Mensen hebben met elkaar afgesproken: denk je nou eens in dat er een getal bestaat dat, wanneer je het maal zichzelf doet, dat dat dan min één oplevert. Dat noemen we i.““Dus de wortel uit min negen is i drie?““ Ja meid; dat noemen we dan drie i, maar dat maakt niet uit.“Stilte.“ Opa, sommige kinderen in mijn klas zeggen dat de wortel uit min één niet bestaat.““ Ja meid, die kinderen weten dan iets minder dan jij weet. Hoe weet je dit allemaal?““Dat weet ik niet, opa. Gewoon. Nou ga ik buiten spelen.“Blijft opa vol verbazing achter.Zo’n kind dat nu al weet dat onbekendheid met zaken kan leiden tot ontkenning van het bestaan ervan. En dat één probleem meerdere tegengestelde, maar even valide oplossingen kan hebben. De ene oplossing soms wat meer voor de hand liggend dan de ander.Zo’n kind dat amper twee jaar geleden nog vroeg: opa, sommige mensen zeggen dat Sinterklaas niet bestaat.